gravo schreef:Het geloof wordt een geheimenis genoemd. Bij de eucharistie gaat het moment dat het brood het lichaam van Christus wordt (volgens de leer van de transsubstantiatie) gepaard met het uitspreken van de volgende woorden: "mysterium fidei", het geheim van het geloof. Afgezien van het verschil tussen RKK en de protestantse kerken, wordt hier iets heel wezenlijke genoemd. Alleen het geloof kan bevatten hoe de hemel (God) en de aarde (mens) kunnen samenkomen. Door het lichaam van Christus te eten, worden wij één met Hem en delen wij in zijn goddelijke gaven.
Algemener gesteld: alleen door te geloven wordt de aanwezigheid van God in ons een realiteit.
Geloof is echt de enige toegang tot deze onmogelijke realiteit.
Het is in die zin dus ook vrij "digitaal". Wie gelooft wordt zalig, vindt God en leeft in die realiteit. Wie niet gelooft niet. Die leeft gewoon het leven van alle dag, met de gewone ups en downs. Zoals zovelen doen.
Vaak is het dan ook niet de twijfel die het geloof bedreigt, maar meer de afleiding. We vergeten vaak om het geloof te hanteren, omdat we het goed hebben, druk zijn of juist ontspanning willen.
Maar als we serieus omgaan met ons leven ontkomen we niet aan de duistere kant van ons bestaan: de vele teleurstellingen, de vele fouten en zonden, de voortijlende tijd (voor we het weten zijn we oud). Met hoeveel angsten, onzekerheid, schulden en geestelijke of lichamelijke verwondingen kunnen we rondlopen!
En het zijn juist die dingen die twijfel kunnen oproepen over de vraag of ons geloof daar wel bovenuit kan komen. Juist in de aanblik van de allermoeilijkste zaken in het leven, kunnen we alle hoop en geloof verliezen. Dan strijden we een eenzame strijd. Denk aan Petrus die wegzinkt in de golven, zodra hij twijfelt. Zodra hij de golven sterker inschat dan Jezus die lopend over het water op hem afkomt, is hij verloren. Of denk aan een ander Bijbelfiguur die uitroept: " ik geloof, maar kom mijn ongelovigheid te hulp!"
Hoe toch te geloven in zulke momenten? Hoe toch vol te houden dat het niet zomaar een stukje onbetekenend brood is dat wij eten, maar de gemeenschap met Christus zelf?
Er is maar één manier: stug volhouden dat Christus onze Redder en Zaligmaker is en tegelijkertijd weten dat als Hij dat gelooft beschaamt, wij reddeloos verloren zijn. Hij zal Zijn hand moeten uitsteken om ons van de verdrinkingsdood te redden! Onze geloofsdaad (oprecht Christus aanwijzen, erkennen en aannemen als de van God gegeven verlosser) is tegelijkertijd dus ook een gebed, een overgave aan Hem: red me hieruit, vergeef me, help me, trek me uit het water!
Het mysterie en het geluk van de Kerk is, dat dit werkelijkheid wordt! Dat is de zekerheid van het geloof. Het wordt vaak in tijden van worsteling, zoeken en bidden ervaren. Maar het is de kern van de christelijke boodschap:
God keert Zich in Christus tot de mens, niet om hem te vernietigen, maar om hem te behouden! Joh. 3:16.
gravo
Beste gravo,
Je hebt een mooi en doordacht stuk geschreven naar aanleiding van de vraag over een wankelend of standvastig geloofsvertrouwen. Dank daarvoor.
Je geeft aan bewust af te zien van het verschil tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse kerken, maar je uiteenzetting ademt toch duidelijk de geest van een meer arminiaanse of rooms-katholieke benadering. Omdat we ons hier op een reformatorisch platform bevinden, wil ik graag de reformatorische visie daartegenover plaatsen.
Hoewel je het woord ‘genade’ niet expliciet gebruikt, klinkt het in je laatste alinea’s zeker door. Juist daarom wil ik dat begrip graag wat nader duiden vanuit gereformeerd perspectief.
Onze reformatoren hebben met kracht benadrukt dat wij uit genade zalig worden
dóór het geloof, en niet
om het geloof. Het geloof is niet de verdienste waardoor God ons aanneemt, maar het instrument waarmee wij Christus en Zijn weldaden omhelzen. Genade betekent: Gods vrije, onverdiende gunst aan mensen die het tegenovergestelde verdienen.
Daarbij maken de reformatoren ook een duidelijk onderscheid tussen algemene en bijzondere genade:
Algemene genade is Gods goedheid jegens alle mensen, ongeacht hun geloof of levenswandel (vgl. Mattheüs 5:45: "
Hij laat Zijn zon opgaan over bozen en goeden"). Psalm 145:9 zegt: "
De HEERE is goed voor allen, en Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken."Bijzondere genade is de zaligmakende genade, die leidt tot vergeving, bekering, wedergeboorte en eeuwig leven. Die genade wordt geschonken aan hen die door het geloof in Christus met God verzoend worden. Zoals Paulus schrijft in Efeze 2:8: "
Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is de gave van God."
In de arminiaanse en remonstrantse visie — tegenwoordig ook veelal terug te vinden in evangelische stromingen — wordt gesteld dat God Zijn genade aan ieder mens aanbiedt, maar dat het vervolgens aan de mens is om die genade te aanvaarden of te verwerpen. De menselijke vrije wil speelt daarin een doorslaggevende rol.
De reformatorische (calvinistische) belijdenis leert echter dat Gods onweerstaanbare genade werkzaam is in het hart van de uitverkorenen. Die genade overwint de natuurlijke weerstand van de mens en maakt hem gewillig. Niet ieder mens ontvangt die genade, maar zij die God van eeuwigheid heeft uitverkoren. Zoals Romeinen 8:29 zegt:
"Allen die God tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd."Ook maken de gereformeerden onderscheid tussen werkende genade in de tijd en voltooide genade in de eeuwigheid:
In het leven hier op aarde werkt de genade tot bekering, heiliging en volharding.
In de eeuwige heerlijkheid wordt die genade volmaakt: dan is er geen strijd meer, geen zonde, maar eeuwige gemeenschap met God.
Op dat laatste punt lijkt jouw uiteenzetting een andere richting te kiezen dan deze klassieke gereformeerde lijn.
Met broederlijke groet en waardering voor je bijdrage.
benefietdiner.