Een column uit Psychologie Magazine. Volgens mij heeft de columnist een aantal zaken heel scherp gezien. Wie herkent er iets en wat dan precies?!
LIEF – Francois de Waal
Lief zijn is erg, kritiek is vertrouwd. Francois de Waal vond het jarenlang de gewoonste zaak van de wereld.
Ik ben bang voor complimenten, intimiteit, warmte, bewondering, mensen die me aanraken, bang voor alle uitingen van anderen die lief voor me (willen) zijn. Vooral als het gemeend is. Want hoe moet ik daar nu toch op reageren? Dus stamel ik, bloos ik, schutter ik, krimp ik ineen, draai met mijn lichaam en probeer het te bagatelliseren of niet te geloven: ‘Ach nee joh, je overdrijft.’ Zelfs bij goede vrienden heb ik dat. Als iemand lief voor me is, doet dat bijna pijn.
Niet alleen negatieve, ook positieve emoties zijn een probleem. Mijn afwezige vader, die ouder die het meest emotioneel was, uitte zijn affectie door mijn broers en mij hard te knijpen. Lief zijn was raar, eng, niet vertrouwd. Bij een filmster die ‘I love you’ zwijmelde, kreeg ik onmiddellijk last van plaatsvervangende schaamte. Er werd niet over gepraat, maar als kind begreep ik dat lieve gevoelens en het tonen van daarbij horend gedrag, overdreven was, hysterisch en aanstellerig. Gelukkig maar dat wij thuis beheerst en keurig netjes waren.
Als filmcriticus van de Volkskrant schreef ik, na maandenlang alle films in de grond te hebben gestampt, voor het eerst een positieve recensie en meteen werd me door de eindredacteur ernstig gevraagd: ‘Zeg, moeten wij écht naar die film toe?’ De implicatie was duidelijk: wij zijn kritisch en hip en zeggen alleen wat er verkeerd is aan een film. Dat gold ook voor mij als medewerker: ik kreeg alleen wat te horen als ik iets fout deed. Ik accepteerde het als de normaalste zaak van de wereld.
We leven in een wereld waarin mensen tegen elkaar schreeuwen dat ze beroerd auto rijden, te weinig verdienen, dat anderen niet deugen, dat het allemaal verkeerd is en beter moet. Dat zeg ik ook tegen iedereen, maar vooral tegen mezelf: ‘Zie je wel, ze willen je niet! Stomme kluns dat je er bent!’
Ik zat eens bij een psychiater die zei: ‘Francois, zeg eens hardop: ik ben een aardige vent!’ Ik keek hem aan, hapte naar adem, wilde het gaan zeggen, maar kon het niet! Als hij me gevraagd had te zeggen: ‘Ik ben een vreselijke man’, dan had ik dat direct gedaan. Kritiek hebben op mezelf, kan ik als de beste, dat doe ik de hele dag, doe ik al heel mijn leven, is me thuis jaren lang voorgedaan. Maar lief te zijn tegen anderen of mezelf, is een vreemde taal spreken. Ik zeg dat ik van zachtaardige mensen en van een lieve partner houd, maar ik kijk erop neer. Ik kijk op tegen dominante mensen die kritiek op me hebben. Dat is vertrouwd, hoe pijnlijk de kritiek ook kan zijn.
Lieve lezer, de wereld staat op zijn kop! Kritiek is vertrouwd, en lief zijn doet pijn. Ik kan dan wel vreselijk stoer blijven doen, maar laat ik ook eens lief zijn, hoe onvertrouwd, ongeloofwaardig en eng dat ook is. Want eigenlijk snak ik stiekem naar een aai over mijn bol. Vooral van mijzelf.