Openbaringen 12 schreef:
7 En er werd krijg in den hemel; Michael en zijn engelen krijgden tegen den draak, en de draak krijgde [ook] en zijn engelen.
8 En zij hebben niet vermocht, en hun plaats is niet meer gevonden in den hemel.
9 En de grote draak is geworpen, [namelijk] de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, [zeg ik], geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.
Hier wordt niet de strijd bedoeld waarbij de satan uit de hemel is gestoten. Het gaat hier echt om een strijd die nog moet plaatsvinden. Lees de kantekeningen van de Statenvertaling er maar op na:
10) er werd krijg
Dat hier, gelijk enigen menen, niet wordt gesproken van den eersten val des satans, en zijn wederspannigheid tegen den Zoon Gods, waarvan Christus spreekt Joh. 8:44, en Jud.:6, blijkt uit de reden meermalen verhaald, dat hier van toekomende dingen wordt gehandelt. Gelijk ook niet van den strijd, die Christus de ware Michaël, dat is, God even gelijk zijnde, Filipp. 2:6, tegen den satan heeft gevoerd, wanneer Hij de gedaante van een dienstknecht heeft aangenomen, en in het huis van den sterke is gekomen, om hem te binden en zijn vaten te ontroven, Matth. 12:29, en wanneer Hij hem door Zijn dood heeft teniet gedaan, en over hem aan het kruis gezegevierd, Col. 2:15; Hebr. 2:14. Want hoewel dit een eeuwigdurend fondament is van alle overwinning over den satan en zijn werktuigen, gelijk de inwoners des hemels hierna Openb. 12:10,11 zingen, zo is dit fondament ook al tevoren vast gelegd geweest, eer deze openbaring aan Johannes geschiedde. Derhalve moet deze krijg en overwinning hier verstaan worden van een bijzondere toeëigening van deze eerste overwinning van Christus, die nog over den satan zou volgen in de leden van Christus, waarvan Christus ook spreekt Matth. 16:18, en Paulus Rom. 16:20; namelijk in de tijden der vervolgingen en verleidingen, onder de heidense en Ariaanse keizers, en andere ketterse koningen, wanneer Christus in Zijn leden op het hoogste is bestreden, en vooral ook wanneer de antichrist in het Westen en de Mohammedanen in het Oosten de overhand hebben verkregen, en de Kerk van Christus door de gehele wereld is verdrukt geworden; hetwelk klaar bewezen wordt uit den tijd van twaalf honderd zestig dagen, die na dezen strijd de vlucht van de vrouw in de woestijn wordt toegeschreven, en uit het triomflied van de inwoners des hemels, Openb. 12:10,11, hetwelk van zulk een overwinning, en derhalve ook van zulk een strijd, hier duidelijk spreekt.