23 En hen tot Zich geroepen hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan den satan uitwerpen?
24 En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat koninkrijk niet bestaan.
25 En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat huis niet bestaan.
26 En indien de satan tegen zichzelven opstaat, en verdeeld is, zo kan hij niet bestaan, maar heeft een einde.
27 Er kan niemand in het huis eens sterken ingaan en zijn vaten ontroven, indien hij niet eerst den sterke bindt; en alsdan zal hij zijn huis beroven.
28 Voorwaar, Ik zeg u, dat al de zonden den kinderen der mensen zullen vergeven worden, en allerlei lasteringen, waarmede zij zullen gelasterd hebben;
29 Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels.
30 Want zij zeiden: Hij heeft een onreinen geest.
(SV)
Als ik dit gedeelte goed lees, dan merk ik dat het gaat om het veroordelen van de oorsprong van het werk van Christus. Dus de opmerking dat Christus bezeten was door de satan. Al het goede dat Christus deed was dus satans werk. Dat terwijl Christus de satan bestreed en overwon. De laster is dus het bestempelen van de Heilige Geest als een onreine geest. Het is trouwens voor een kind van God onmogelijk deze zonde te begaan, dan zou de Heilige Geest namelijk tegen zichzelf moeten getuigen. Een christen heeft de Heilige Geest ontvangen.
Moppie
Dat vind is best moeilijk want trek dat eens door. Dat zou heel makkelijk kunnen zijn. Ik heb behoefte om iemand af te rammelen. Achteraf spijt het me en vraag ik vergeving. Wordt het dan terstond vergeven??
Romans 6:1-2 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde?
2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?
(SV)
Romans 6:15-18 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre.
16 Weet gij niet, dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt, of der zonde tot den dood, of der gehoorzaamheid tot gerechtigheid?
17 Maar Gode zij dank, dat gij [wel] dienstknechten der zonde waart, maar [dat] gij [nu] van harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer, tot hetwelk gij overgegeven zijt;
18 En vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid.
(SV)
Bewust een zonde doen, in de zin van het wordt me allemaal wel vergeven, dus ik leef maar raak, is uiterst betreurenswaardig. Je kunt je afvragen of je zo God dienen moet. Ik denk wel dat als je een kind van God bent, je deze zonden wel vergeven worden, maar wat voor zoutend zout ben je dan en welke waarde hecht je aan het offer van Christus op Golgotha.
Daarnaast spreekt de bijbel over een oude en een nieuwe mens, deze nieuwe mens kan niet zondigen. Alleen de vraag is welke voeden wij het meest.
2 Corinthians 5:17-21 Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.
18 En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.
19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.
20 Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.
21 Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.
(SV)
Jammer genoeg hebben nieuwe schepselen nog altijd last van het oude lichaam. Het nieuwe kan niet meer verdoezeld worden. Het is den ik wel goed om steeds toch om vergeving voor je zonden te vragen, zodat deze zonde niet tussen jou en God blijft staan, zodat de satan een aanvalsmiddel heeft.
Trouwen weten jullie dat de bijbel twee soorten vergeving kent?
Een voorwaardelijke vergeving als in het "Onze Vader"
vergelijk ook mattheüs 18.
En een onvoorwaardelijke vergeving, die veelal Paulus beschrijft. En in de evangeliën niet echt voorkomt.
Bijv. Efeze 4:32