Berichtdoor parsifal » 23 mei 2003 23:50
Hier nog een inleiding/Bijbelstudie die ik ooit over dit onderwerp heb gemaakt: Misschien staat hij in de lijn van de opening van deze topic:
Zingen Psalm 51: 2,3
Lezen: Esther 3:12-4:17
Lezen: Mattheus 7:7-14
De Weg is nauw en weinigen zijn er die deze Weg naar het leven vinden. Dat horen wij dan, misschien maken we hier ons helemaal geen zorgen over. Maar waarom zouden we ons daar geen zorgen over maken? Iedereen die gezondigd heeft, heeft de eeuwige dood verdiend. En die dood is de plek waar niets goeds is, alles wat je je maar als slecht kunt voorstellen is daar. En naar die plaats zijn wij op weg, tenzij wij bij die weinigen horen die de Weg tot het leven vinden. In Lucas 7:24 staat zelfs dat wij moeten strijden om in te gaan. Als ik kijk in hoeverre wij in staat zijn om geestelijk te strijden, dan is onze toestand zelfs nog hopelozer. Wij staan er voor als de Joden in de tijd van Esther, natuurlijk weten we allemaal hoe deze overbekende geschiedenis afloopt, maar denk je eens in hoe de Joden zich moeten hebben gevoeld. Er was een wet van Meden en Perzen uitgevaardigd dat iedere Jood gedood zal worden. En wij. God heeft gezegd dat wie niet doet wat Hij van ons vraagt zeker de dood zal sterven. En hebben we net niet Psalm 51 gezongen. Beseffen we nog wel hoe ver we eigenlijk van God af staan? Gods eigen woorden zijn nog sterker dan ook maar welke wet van Meden en Perzen dan ook. Als wij niet gered zijn door Jezus Christus, of we weten het eigenlijk niet echt, dan is het toch de hoogste tijd om ons eens druk te gaan maken. Desnoods op dezelfde manier als Mordechai.
Trouwens om direct al een zijpaadje in te slaan. Wij mogen zeker zijn van de redding als we werkelijk gered zijn. We zijn dan wedergeboren en net zo min als je er aan twijfelt of je op natuurlijke manier geboren bent, zo kan een wedergeborene zeker weten dat hij geestelijk leeft. Maar ga deze zekerheid alsjeblieft niet zoeken in bijzondere gebeurtenissen bij de wedergeboorte zelf. Dat is volkomen onbijbels en het is een verleiding van de duivel om te zeggen dat het moment zelf een geweldige indruk op ons moet maken. (Het kan wel trouwens). Maar lees Johannes 3 maar eens. De wind waait waarheen hij wil, en wij weten niet waar hij vandaan komt. Maar net als in het natuurlijke leven kan het zo zijn dat we weten te leven, maar ons niets meer van onze geboorte weten te herinneren.
Nu weer terug naar de hoofdlijn. We lezen in de Bijbel dat Mordechai rouwde om wat er stond te gebeuren. Hij leek geen enkele hoop meer te zien. Eigenlijk had hij die ook niet. Hij ging zich al als een dode gedragen. Volkomen rouw en vernedering, vanwege wat er gebeurt was. Esther zend een bode naar hem toe. Mordechai weigert echter iedere troost die niet echt kan redden. Wij maken ons misschien nog al eens blij met woorden: “Het zal zo’n vaart niet lopen” en God is toch liefde. Maar waarom zouden wij bij die kleine kudde horen die door de enge poort naar binnen gaat? Waarom zouden wij daar bij horen? Het lijkt me iets te belangrijk om ons er niet druk om te maken. Mordechai vat wel weer moed. Hij weet nu dat er contact met de koning mogelijk is. De koningin is immers de vrouw van de koning, zo direct verbonden met degene die redding kan brengen. Maar de koningin zegt dat ze niet durft te gaan. Zo kan het ook met ons gaan. Wij willen dan toch contact zoeken met God, en het komt maar niet. Wij bidden, maar we voelen niets. We lezen de Bijbel maar het doet ons niets.
Maar Mordechai houdt vol. Zijn nichtje is ook een Jodin. Hij blijft volhouden om haar naar de koning te laten gaan. En let op zijn uitspraak: Want indien gij enigszins zwijgen zult te dezer tijd, zo zal den Joden verkwikking en verlossing uit een andere plaats ontstaan; Mordechai heeft volledig vertrouwen in God. Hij heeft als het ware de belofte “zoekt en gij zult vinden” gelezen. Zo kunnen wij ons in de uitzichtloze toestand waarin we ons bevinden de beloften van God herinneren. Er is toch hoop. Mordechai’s geloof en vertrouwen vertelt hem dat God zal redden. En dit is echt geloof, “een zeker weten, van de dingen die men niet ziet.” Het opvallende is dat hij toch nog steeds aan zijn geliefde nichtje vraagt of zij haar leven wil wagen. Het zoeken kost hem wat. De belofte van God brengt hem er niet toe, om maar niet te gaan zoeken, nee natuurlijk niet, dan zal de belofte niet meer voor ons gelden. Als wij niet alles doen in de strijd om binnen te gaan, dan geldt de belofte niet voor ons. Wij hoeven niet eerst te breken met onze zonden voor we tot Christus komen, maar als wij willens en wetens vasthouden aan onze zonden, kunnen we toch niet volhouden dat we aan het zoeken zijn. Trouwens we kunnen dan helemaal niet volhouden dat we gevonden hebben. Laten wij ook strijden tegen bijvoorbeeld de zonde om in te gaan.
Nu gaat ook Esther zich inzetten om het leven te behouden. Let op de manier die ze gebruikt. Ze kiest de weg van God. Ze gaat samen met alle andere Joden drie dagen vasten, en bidden. Ze gaat om hulp naar God. Ze gaat niet op de meest verleidelijke manier naar de koning. Ze maakt zich niet extreem mooi. Nee ze vast drie dagen, dat zal haar schoonheid niet ten goede komen, waar ze menselijk gezien van afhankelijk was. Wij worden geroepen op naar God te komen via het kruis van Christus, via gebed, via vernedering. Esther bad met alle Joden, zo moeten wij met alles wat we hebben, met hart en ziel, naar God gaan. Niet ook je hart bewust openhouden voor andere zaken. Maar wij willen vaak nog wat geven aan God. We willen met onze eigen werken wat bereiken. We willen ons eigen kleed aanhouden terwijl we uit Christus’ bloed een stralend wit kleed kunnen krijgen. Wat een belediging voor God’s Zoon is dit eigenlijk. Hij zegt: “Het is volbracht.” en wij zeggen: “Ik moet ook wat doen.” Laten we toch vooral beseffen dat de weg van Esther de beste is. Vertrouwen op God en het op Zijn manier doen.
Nu komen we bij het deel van Esther dat we niet gelezen hebben. Na drie dagen gaat Esther, zij heeft niet een of andere stem gehoord. Zij mag nu gaan en vertrouwen dat de koning haar zal toelaten. En zij mocht dit vertrouwen hebben. De koning had haar lief. En zou God’s liefde voor Zijn kinderen iets minder zijn? Hij die Zijn Zoon heeft gegeven voor ons. Zou God lust hebben aan de dood van de goddelozen? Nee nooit! Wij mogen ook gaan. Ook al is het met knikkende knieën, maar God’s belofte staat vast. Wie zoekt zal vinden. En God is getrouw, ook als wij nog fouten maken. De koning komt bij haar eten. Ze is al bij de enge poort als het waren. Maar Esther rekent niet direct af met haar vijand. Ze rekent niet direct af met haar oude leven. Omdat ze dit niet doet, wordt de galg voor Mordechai al opgericht. Maar er is al een zoeken. God redt op wonderlijke wijze het leven van Mordechai. Zo zal ook het leven van de oprechte zoeker, die fouten maakt niet verloren gaan, hij zal zien dat hij fouten heeft gemaakt, maar God redt hem. Tussen twee haakjes (gebruik dit niet als excuus om laks te zijn, want bewust laks zijn is geen zoeken.)
Nu wordt het leven van de Joden gespaard. Haman wordt gedood en de Joden mogen zich verdedigen. Ze werden zelf dus nog wel betrokken bij hun redding en als ze niet geloofden dat ze zich mochten en konden verdedigen zouden ze nog steeds door hun vijanden zijn gedood.
Zo is ook de belofte voor hen die zoeken. De vijanden zullen gedood worden. En misschien zijn er dan maar weinigen die behouden worden en die de Weg vinden, als jij zoekt hoor je daar zeker bij. God heeft het beloofd, of halen wij het in ons hoofd om zelfs aan Gods beloften te twijfelen?
Vaya con Dios,
parsifal
"Then he isn't safe?" said Lucy.
[...] "Who said anything about safe? "Course he isn't safe. But he's good. He's the King, I tell you."