gertio schreef:Vragen voor de exegeet:
Als Jefta echt een mensenoffer had gebracht, waarom dan geen protest van Jaweh of van z’n omgeving? (Jonathan werd later in bescherming genomen tegen Saul toen die een lichtvaardige vervloeking had uitgesproken, zie 1 Sam.14:24).
Moeten we de gelofte van Jefta niet geestelijk opvatten?
De vraag is wat je hier met geestelijk opvat. In elk geval kan ik een afzonderen voor de Heere van de dochter van Jeftha niet enkel als iets geestelijks opvatten (dit aspekt zit er natuurlijk in, maar is niet het enige).
De belofte van Jeftha omvat nl. twee aspekten:
- het afzonderen voor de Heere
- het brengen ten brandoffer
In het geval van zijn dochter, kan hij onmogelijk aan het ene aspekt voldoen, zonder het andere aspekt geweld aan te doen. Er moest dus in dit geval een keuze gemaakt worden.
gertio schreef:De argumenten tegen een geestelijke uitleg die ik ergens las zijn volgens mij niet bepaald zwak.
1. De tekst spreekt van brandoffer, dwz een offer dat geheel door vuur verbrand wordt.
Voor een geldig brandoffer waren er een aantal voorwaarden:
- het moest gaan om de daartoe bestemde reine dieren (bijv. bij Noach lezen we al dat hij daarvoor alleen reine dieren gebruikte).
- het offer moest als het in de tempel gebracht werd, door de priester goedgekeurd worden (Lev. 27:12) en dat offer mocht niet zomaar op elke mogelijke plaats uitgevoerd worden (Deut. 12:5-6).
- een mens mocht niet als brandoffer worden gedood (Deut. 12:31).
- verbranden in de bijbel vinden we alleen als straf: Lev. 21:9, Joz. 7:15,25. Het is een (voor)teken van de eeuwige straf, de hel. (Joh. 15:6 enz.)
Dus als Jeftha zijn dochter zou hebben laten verbranden, dan zou hij tegen de wet van God zijn ingegaan. Dit offer zou dan ook zeker geen geldig brandoffer zijn geweest. Want uiteindelijk is de gehoorzaamheid aan God belangrijker dan offeranden (1 Sam. 15:22).
Sterker nog, hij riskeerde het om zichzelf en zijn dochter aan de eeuwige straf bloot te stellen.
gertio schreef:2. We lezen dat Jefta na twee maanden z’n gelofte tot uitvoering bracht. Wat zou die uitvoering voorstellen als de gelofte slechts betrekking had op blijvende maagdelijkheid? Na deze twee maanden veranderde er immers niets. Waarom zou Jefta’s dochter een uitstel van twee maanden gevraagd hebben om haar maagdelijkheid te betreuren? Zij kon haar maagdelijkheid toch haar hele leven betreuren?
Dat is inderdaad een moeilijke vraag. Mijn eigen mening is, is dat de dochter van Jeftha in afzondering zou gaan leven. En dat ze die twee maanden heeft doorgebracht samen met haar vriendinnen/zussen/dochters van Israel.
Daarnaast moeten we bedenken dat de dochter instemde met de belofte van Jeftha. Maar ze zou dit zeker niet gedaan hebben, als ze daarmee iets gedaan zou hebben dat tegen Gods wet in zou gaan. Sterker nog: het feit dat ze twee maanden uitstel gekregen heeft, bevestigt dat het volk uiteindelijk achter de gekozen beslissing stond. Immers in het geval van een menselijk brandoffer zou er waarschijnlijk toch de nodige weerstand zijn opgekomen en een verwijzing naar de wet van God, die dit verboden heeft. Daarom lijkt me het argument van maagdelijke afzondering voor God de sterkste, vooral omdat dit tot 3 maal toe in de tekst voorkomt.
gertio schreef:3. Ook de jaarlijkse bijeenkomst van Israëlische meisjes om vier dagen lang de dochter van Jefta te bezingen is beter te begrijpen voor een vrouw die haar leven opoffert, dan voor een vrouw die in afzondering gaat leven.
Nou, dat hoeft niet per se. Want dat kan heel goed een teken van bemoediging/steun zijn geweest voor haar, zonder aan de afzondering als regel (361 dagen per jaar) afbreuk te doen. Sterker nog: dat lijkt me de meest voor de hand liggende verklaring. Want het betekent een onderschrijving van de oplossing die door Jeftha en zijn dochter is gevonden in deze kwestie. Ik kan me niet voorstellen dat de dochters van Israel gaan klagen over een voluit goddeloze daad als het brengen van een menselijk brandoffer. In dat geval zou ik eerder afschuw verwachten en een veroordeling, zowel van Jeftha als van zijn dochter, die ermee instemde.
gertio schreef:3. Ter verzachting van ons oordeel over Jefta’s gelofte en de uitvoering ervan, kan erop gewezen worden dat Jefta geen kinderoffer aan de Moloch bracht. Hij bracht het offer evenmin om een overwinning op de Ammonieten af te dwingen zoals koning Mesa in 1 Kon.3:27.
Dat ze niet geofferd zou zijn aan de Moloch zou slechts een marginale verbetering zijn. Want een mensenoffer is en blijft een gruwel in Gods oog. (Deut. 12:31)
gertio schreef:4. De vroegste Joodse en christelijke uitleg, grotendeels nog gevolgd in de Middeleeuwen, nam aan dat Jefta’s dochter geofferd is. Pas de Joodse exegeet David Kimchi (rond 1200) liet een ander geluid horen. Waarschijnlijk is het niet toevallig dat de geestelijke uitleg opkwam tijdens de jodenvervolgingen in de 12de eeuw. Deze exegese kon dienen om de beschuldiging van de christenen te ontzenuwen dat Joden christenkinderen offerden en opaten. Vertelde het OT reeds zoiets niet over Jefta en z’n dochter?
Het zou kunnen zijn dat deze oorspronkelijke joodse exegese niet correct was. Overigens kan ik me niet voorstellen dat dit de enige exegese was die oorspronkelijk in omloop was.
gertio schreef:7. Kimchi las Recht.11:31 alsof er stond: wat uit de deur van zijn huis Jefta tegemoet komt, zal (wanner het een mens is) voor Jaweh zijn, of (wanneer het een dier is en geofferd mag worden) als brandoffer gebracht worden. Deze parafrase is ook in de kanttekeningen van de Statenvertaling te vinden.
Zie mijn opmerking over de twee aspekten. Mijns inziens had Jeftha wel een offerdier in gedachten, maar was hij dom in het uitspreken van zijn belofte.
gertio schreef:8. Luther merkte op dat men graag wil dat het niet zo is, maar de tekst zegt duidelijk dat Jefta zijn dochter wel geofferd heeft.
Met alle respect voor de grote reformator Luther, maar dat zegt de tekst mijns inziens niet. Er staat: "die aan haar volbracht zijn gelofte, die hij beloofd had; en zij heeft geen man bekend.". Er staat niet expliciet dat Jeftha zijn dochter heeft verbrand. Mijns inziens is de belofte vervuld door de afzondering van de dochter van Jeftha (het eerste aspekt van de belofte) en het doorbreken van de geslachtelijke doorgaande lijn (wat betekent dat Jeftha geen voorouder zou zijn van de Messias).
gertio schreef:
9. Kerkvader Hieronymus oordeelde over Jefta als volgt: “Bij doen van de gelofte was Jefta dom, en in het uitvoeren van de gelofte was hij goddeloos.”
Het oordeel dom volg ik inderdaad. Als het werkelijk zo was dat hij zijn dochter daadwerkelijk heeft verbrand, dan is hij een doodslager en iemand die de wet van God moedwillig heeft overtreden. Maar hierover lopen de exegeses uiteen. Mijns inziens gaat het invullen van geloften niet zover, dat daardoor de verplichting zou ontstaan om tegen de wil van God in te gaan. De wil van God gaat boven onze beloften en dient daarom ook altijd voorrang te krijgen. En ik denk dat Jeftha dat ook besefte.
gertio schreef:Ik had moeite met het opnemen van Jefta in de rij van geloofsgetuigen in Hebr.11. Tot een vriend me erop wees dat daarin juist Gods grote ontferming over zondaars tot uitdrukking komt. En hij doet hun en onze zonden weg zo ver het west verwijderd is van het oosten. Hierin schittert Gods grote genade over Jefta en daarin over ons. Zoals de lijn van Christus vol zit met grote zondaren en zondaressen. Ik vind dit zeer vertroostend. God rekent mij het werk van Christus toe alsof ik zelf voor mijn zonden aan het kruis had geleden.
De naam Jefta spreek ik na dit inzicht uit met grote dankbaarheid. Zoals hij ook ik. Wonder van Gods ontferming.
Hmm, ja, maar ik geloof nog steeds niet dat hij zijn dochter heeft gedood, enkel om een belofte na te komen aan God, die erop neer zou komen dat hij tegen diezelfde God zou zondigen.
gertio schreef:Het boeiende is, dat er ook volop ruimte is voor de geestelijke uitleg in de lijn van de kanttekeningen van de St’vertaling. Dan kan binnen de gereformeerde exegese, gelukkig is daarin ook de ruimte van de gereformeerde katholiciteit zichtbaar. Dat maakt het leven als gereformeerd christen ook zo boeiend.
Dat is het zeker.

Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)