debbie schreef:Wat vinden jullie van Psalm 50:15?
En roep Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen,
en gij zult Mij eren.
Hebben jullie daar wel eens een preek of meditatie of bijbelstudie over gehoord, of wat is jullie mening over dit bijbelgedeelte? Zelf heeft dit bijbelgedeelte mij erg bemoedigd om belijdenis af te leggen, over een paar maanden.
debbie
Ik vind het meer dan zo maar een mooi tekstversje. Ik zou eerst eens moeite doen om dit vers eens in het geheel van de psalm te bekijken. In wat voor verband staat dit vers?
Dan blijkt dat dit staat in de sfeer van Gods rechtspraak. Dat lezen we in de eerste 6 verzen:
1 Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.
2 Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.
3 Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
4 Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
5 Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande!
6 En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela.
Het lijkt wat op het begin van Hosea 4:
Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israëls! want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands...
...waarbij het woord twist (רִיב riv) ook goed te vertalen valt als: rechtzaak. Alleen komt mij de toon van Hosea 4 een heel stuk strenger over.
Vervolgens worden de woorden van de rechtzaak dan concreter, zoals uiteraard te verwachten is:
7 Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israël! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.
8 Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.
9 Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;
10 Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.
11 Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.
12 Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
13 Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?
Het blijkt dus tegen een verkeerde manier van godsdienst te gaan. Die offerdienst werd blijkbaar verkeerd opgevat.
Als je gaat nadenken over de vraag, op welke manier die misvatting was, dan kun je verschillende mogelijkheden bedenken:
- Werd er vergeving verwacht door de offers zelf? De offerdienst was immers niet de vergeving zelf, maar een symbool daarvan. Het verwees naar Christus, die als enige de werkelijke vergeving kon bewerkstelligen met zijn offer. God is de vergever, niet de offers.
- Werd er te gemakkelijk over de vergeving en de genade gedacht? Zo van: 'Ach God vergeeft het wel, en voor de rest doet ons leven er niet zo toe.'? 'Pardonner ç'est son métier.'? Dus godsdienstigheid zonder de besnijdenis van het hart (Deut. 10:16, Deut. 30:6, Jer. 4:4, Rom. 2:25-29), dat is: zonder bekering en wedergeboorte?
Ik denk dat de misvatting vooral in het tweede punt het beste verwoord is. Waarmee ik het eerste punt niet uitsluit. Het kan immers ook heel goed samengaan.
Dan volgen er positieve adviezen:
14 Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.
15 En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
Hier gaat het dus over de ware dankbaarheid.
De rechtspraak wordt nog wat nader gepreciseerd:
16 Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
17 Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.
18 Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
19 Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
20 Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
Het onderwijs van de Thora moet dus wel in praktijk gebracht worden! Als het slechts een theorie is, die in het hoofd zit, dan is dat onvoldoende. Er moet naar geleefd worden! Immers, een waar geloof wordt gekenmerkt door liefde tot Gods geboden.
Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag. Psalm 119:97
En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren. 1 Joh. 2:3
De rechtzaak van God keert zich hier tegen hen bij wie Gods wet niet na aan het hart ligt. De mensen bij wie het niet teer ligt, maar die zonder gewetenslast in staat zijn tot zondigen.
En dan nog het slot van de psalm, waarin weer een opwekking volgt tot een godzalig leven:
21 Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
22 Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
23 Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
Vanuit het rechtspreken van de verzen 16-20 gaat het hier geleidelijk over in een opwekking tot het ware godzalige leven.
Het feit dat dit een psalm is, en geen profetie, heeft denk ik ook wel iets te zeggen. Het boek van de psalmen is anders dan de andere bijbelboeken. Moet je bij andere bijbelboeken altijd op het geheel van het boek letten, psalmen zijn meer zelfstandige gehelen, waarbij niet sprake is van een doorlopende lijn van begin tot eind zoals in andere bijbelboeken. Ja, er kan best sprake zijn van schikking binnen het boek van de psalmen. Maar het is anders dan bij andere bijbelboeken. Een psalm werd per psalm opgesteld. En er kan best aardig wat tijd liggen tussen de oudste en de jongste psalm.
De psalmen zingen wij in de kerk. En dat is een heel oude gewoonte. Ook Israël deed dat al, i.i.g. in de synagoge. Het kan best zijn dat ze ook een plaats hadden in de tempeldienst. Ik denk van wel. Dat betekent dan dus: het heeft universele betekenis. Dat zie je ook aan hoe psalmen geschreven zijn: er wordt meestal geen tijd genoemd, geen historische omstandigheden. Die doen er blijkbaar niet zo toe, terwijl die in andere bijbelboeken vaak wel heel belangrijk zijn.
Verder de lijnen doortrekkend: deze psalm heeft dus iets te zeggen, wat ook vandaag nog onverminderd van kracht is. Ook vandaag bestaat het gevaar om te gemakkelijk met de genade om te gaan. Het gevaar van een leven waarin men ten onrechte zich op Gods verbond en zijn genade beroept, omdat het stuk van de dankbaarheid niet gekend wordt. Geen begeerte om naar Gods wet te leven.
Deze psalm vormt dus een indringende waarschuwing tegen oppervlakkige godsdienst. Het bevat daarbij ook opwekkingen tot het ware godzalige leven.
Er zal ongetwijfeld meer te zeggen zijn over deze psalm en meer uit te leggen, maar hier laat ik het even bij wat betreft deze bijdrage.
Het was i.i.g weer eens een leerzame en nuttige studie.