Wat mij zo verwondert is dat geloof wordt gekoppeld aan de angst voor de hel en dat er verteld wordt over een preek, waarin gezegd wordt dat een klein kind iets niet doet, uit angst voor straf...
Laat ik nou altijd gedacht hebben dat een kind iets niet zal doen, omdat het van de ouders houdt en het de ouders geen verdriet wil doen?
De Tien geboden - geen stok om te slaan - Gij zult niet - wee je gebeente als je dit of dat (niet) doet, want dan...
Nee, de Tien Geboden: "als je van Me houdt dan dóe je bepaalde dingen toch (niet)?"
Ik geloof niet uit angst voor de hel of om straks naar de hemel te gaan.
Teveel wordt gesproken in kerken over het hierNAmaals, maar we leven in het hierNUmaals.
En daarin is geloof in God voor mij een steun, een kracht die draagt, die me door de zwartste depressie gedragen heeft.
Voor mijzelf is - hoe belangrijk ook - niet de Gekruisigde Heer de vaste grond onder mijn voeten, maar wat mij erdoor gesleept heeft en wat mij alle dagen weer vertrouwen geeft is de Opgestane Heer.
Christus werd gedood en het leek allemaal over en uit, het leek of de dood toch overwonnen had. Maar God zei: "En toch!".... En de dood had niet het laatste woord.
Uit die Opstanding mag ik elke dag weer leven en geloven dat er hoop is en hoop blijft.
Mijn leven is doordrenkt van die hoop dat dingen anders kunnen.
En ik leef in vertrouwen mijn leven en denk: "God kent mij tot in het diepst van mijn ziel, Hij doorgrondt mij"... (Psalm 139), Hij heeft dus weet van mijn vragen, van mijn fouten, van alles wat er is in mijn leven.
En als mijn leven ten einde komt, dan laat ik mij vallen, in de handen van mijn God en dan zal het wel goed komen toch?
Riska