Dat ik "G-d" zo schrijf heb ik gewoonweg zo overgenomen van de Orthodoxe Joden, en de andere versie "G'd" en wordt ook wel gebruikt. De reden dat zij dit doen is waarschijnlijk een heenwijzing naar het niet profaan willen gebruiken van G-ds naam, hoewel het hier niet om het Tetragrammaton (Joed Hee Waw Hee) gaat, maar om "EL" of "ELOHIEM" en zelfs dat wordt in sommige situaties zelfs vemeden in het hebreeuws, als men bijvoorbeeld een lied zingt maakt men van "ELOHIEM" "Elokiem" in de Hebreeuwse tekst. Om mij niet van hen te vervreemden, pas ik mij aan, vind het zelf niet nodig, maar terwille van hen . . . is het voor mij een gewoonte geworden.
"ADONAJ" wordt eigenlijk alleen gebruikt bij het voorlezen uit Tora-rol of de Sidoer en Machzoriem (gebedenboeken) wanneer men het Tetragrammaton tegenkomt (uiteraard op basis van Ex.20:7). De gewoonte in Messiaanse gemeente te pas en te onpas "ADONAJ" te gebruiken is zeker geen Nederlands Joodse gewoonte. Men gebruikt in de orthodoxe kringen die uitdrukking alleen liturgisch, als door mij genoemd, tijdens gebed of Schriftlezing, niet te pas en te onpas als men over Hem spreekt. Ik ben dus niet zo tevreden met die afwijkende ontwikkeling in de Messiaanse gemeenten die weer voor vervreemding zorgt. Om maar nog eens te benadrukken: wanneer men in een Joodse vertaling van de Choemasj (5 boeken van Mosjeh - Gen., Ex., Lev., Num., Deut.) in de Nederlandse vertaling "ADONAJ" denkt tegen te komen voor JHWH, vergist men zich. Men bedient zich dan van "de Eeuwige" als vervangend woord en in de Engelse vertalingen gebruikt men "HASJEM" wat letterlijk “De Naam” betekent. Deze twee termen worden tijdens het spreken over Hem onder elkaar wel gebruikt alsmede de term "G-d" (uitgesproken zoals jullie dat reeds gewend waren. Verder wordt er wel een rabbijnse benaming gebruikt "Hakkadosj, baroech Hoe” (vertaald: “De Heilige, Geprezen is Hij”).
In de Machzoriem staat altijd daar waar JHWH zou moeten staan een dubbele letter Joed (JJ) waarbij de geoefende bidder weet “ADONAJ” te moeten lezen. In ondersteunende/onderwijzende brieven en boeken der rabbijnen staat vaak de letter “Hee” (H) alleenstaand tussen de tekst, de eerste letter voor de term “HASJEM” dat zelf weer i.p.v. JHWH wordt gebruikt. In de oude handschriften van Joodse geschriften (Talmoed, Midrasj, enz.) staat in de vroegste versies niet deze “Hee” maar het eerder benoemde “Joed Joed” (JJ).
Het is wel begrijpelijk dat in de zogenaamde Messiaanse gemeenten of door de zich zo noemende Messiasbelijdende Joden “ADONAJ” gebruikt wordt als spreekwijze voor JHWH. In de boeken van het Nieuwe Verbond (in de Kerk en Gemeente het Nieuwe Testament genoemd) wordt geregeld uit de T’NaCh geciteerd en staat er steeds “KOERIOS” hetwelk “HEER” betekent ter plekke waar in de Hebreeuwse tekst dus JHWH staat geschreven en dus een Grieks equivalent van het Hebreeuwse “ADONAJ” is. De leerlingen van Jesjoe’a hebben geen moeite gedaan om de naam naar het Grieks te transcribreren. Er wordt in hun Geschriften geen fonetische vorm voor het Hebreuwse JHWH gevonden. Zij conformeerden zich aan de gewoonte en het bevel dat de Naam niet zomaar gebruikt zou worden en schreven dus in de toenmalige wereldtaal voor de gojjiem (de volken), het Grieks “Koerios”. Waarom dan nu afwijken en toch in allerlei geschriften, zelfs terplekke van de Naam in de vertalingen van de Boeken v/h Nieuwe Verbond dan toch JHWH schrijven? Menen we beter te zijn dan de leerlingen en gezantnen van Jesjoe’a? Reeds in de tijd van de vertaling van de Torah door de rabbijnen in het Grieks was men gewoon “ADONAJ” i.pv. JHWH te lezen tijdens de Schriftlezing, hoe zou anders in het uiteindelijke resultaat van die Griekse vertaling de “Septoeagint” genaamd (begin 3e v. Chr.), steeds in het Griekse “KOERIOS” gebruikt worden voor JHWH?
Waar komt deze grote schroom vandaan om de Naam te noemen?
Volgens de Talmoed werden de Israelieten door de Syriers (2e eeuw voor Chr.) verboden de Naam van G-d te vermelden (Rosj Hasjana 18b). Voor de overheersing door hen schijnt “De Naam” vaker genoemd te zijn. In de tijd van de 2e Tempel werd “De Naam” (wel 10x) alleen nog maar door de Priesters over het volk uitgesproken op Jom Kipoer, de Verzoendag, en in de loop der jaren naar het schijnt, steeds meer binnensmonds, zodat uiteindelijk alleen een zeer select gezelschap van priesters de Naam nog precies kende. Na de vernietiging van de Tempel werd de Naam dus in het geheel niet meer officieel uitgesproken. Wie weet nog hoe Deze luid? (even maar niet alle Miesjnah; Toseftah; Talmoed en Halachische Midrasjiem verwijzingen gegeven).
De traditie kan al echter veel ouder zijn aangezien er in Deut.12:5 gezegd is:
“Maar naar de plaats, die de HASJEM, uw G-d, uit al uw stammen verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, naar Zijn woning zult u vragen, en daarheen zult u komen;”
en in Ex.20:24:
“aan alle plaats, waar Ik voor Mijn Naam gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen.”
Inde Talmoed (Sotah 38a) wordt plaats, en niet onterecht, aan de Tempel verbonden.
Het zonder ontzag uitvoeren of gebruiken van zaken uit de Torah en dus zeker het te pas en te onpas noemen van de Naam wordt “chilloel HaSjem” “ontwijden van De Naam” genoemd. Het “kiddoesj HaSjem” het “heiligen van de Naam” (heigen = eigenlijk letterlijk: afzonderen, appartzetten) is belangrijk binnen het Jodendom in woord en daad! Voor alle gelovigen in Jesjoe’a zou het een belangrijk item moeten zijn, hoe bidden we anders:
“Avinoe sjebbasjamajiem - onze Vader in de Hemelen, jiethkaddasj Sj’mecha - Uw Naam worde geheiligd” (Matth.6:9).
Sam