jas schreef:parsifal schreef:Uit een ander topic:
jas schreef:Ja parsifal, dat is zo. God kan niet lijden. Slechts de mens kan lijden a.g.v. de zonde. De mensheid van Jezus droeg de zonden van de uitverkorenen, ja is Zelf tot zonde gemaakt. Het is echter ondenkbaar dat de Godheid gemeenschap zou hebben gehad met de zonde. Dus het kan niet.
Zou je je nader kunnen verklaren?
Dit antwoord was een verklaring. Moet ik ook de verklaring verklaren? Het is duidelijk dat God met de minste zonde geen gemeenschap kan hebben. Daarom was het noodzakelijk dat de Godheid tijdens het diepe lijden, waarin Christus tot zonde gemaakt werd, van Hem week.
Los daarvan echter, is het sowieso onmogelijk voor God om te lijden, tenzij Hij ophoudt God te zijn. Het lijden is een typisch gevolg van de zonde. God kan niet zondigen dus ook niet lijden. Lijden is inherent aan zonde.
Allereerst lijkt het me inderdaad een filosofische constructie die je maakt, waarbij Hoe God is, vanuit het idee wordt ingevuld, niet vanuit de manier zoals Hij Zich in de Bijbel openbaart. Bij het kruis wordt nog steeds gesproken over God's Zoon. Als ik bijvoorbeeld het loflied uit Philipenzen 2 lees zie ik hier niet de scheiding in de naturen van Christus. Verder lees je ook in de toespraak van Petrus op pinksteren een verwijzing naar psalm 139 op Christus betrokken, dat Zijn ziel tot in de hel niet verlaten is.
De Catechismus spreekt over het lijden van God's Zoon.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt dit:
Wij geloven dat door deze ontvangenis de Persoon des Zoons onafscheidelijk verenigd en te zamen gevoegd is met de menselijke natuur; zodat er niet zijn twee Zonen Gods, noch twee Personen, maar twee naturen in een enigen Persoon verenigd; doch elke natuur haar onderscheidene eigenschappen behoudende. Gelijk dan de Goddelijke natuur altijd ongeschapen gebleven is, zonder begin der dagen of einde des levens, vervullende hemel en aarde, alzo heeft de menselijke natuur haar eigenschappen niet verloren, maar is een schepsel gebleven, hebbende begin der dagen, zijnde een eindige natuur, en behoudende al hetgeen dat een waar lichaam toebehoort. En hoewel Hij haar door Zijn verrijzenis onsterfelijkheid gegeven heeft, nochtans heeft Hij de waarheid Zijner menselijke natuur niet veranderd, dewijl onze zaligheid en verrijzenis mede hangen aan de waarheid Zijns lichaams.
Doch deze twee naturen zijn alzo te zamen verenigd in één Persoon, dat zij ook zelfs door Zijn dood niet gescheiden zijn geweest. Zo was dan hetgeen Hij stervende in de handen Zijns Vaders bevolen heeft, een ware menselijke geest, die uit Zijn lichaam scheidde; maar intussen bleef de Goddelijke natuur altijd verenigd met de menselijke, ook zelfs toen Hij in het graf lag; en de Godheid hield niet op in Hem te zijn, gelijk zij in Hem was toen Hij een klein kind was, hoewel zij zich voor een kleinen tijd zo niet openbaarde. Hierom bekennen wij dat Hij waar God en waar mens is; waar God, om door Zijn kracht den dood te overwinnen; en waar mens, opdat Hij voor ons zou kunnen sterven uit de zwakheid Zijns vleses.
"Then he isn't safe?" said Lucy.
[...] "Who said anything about safe? "Course he isn't safe. But he's good. He's the King, I tell you."