hijwel schreef:Boekenlezer schreef:Interessant bijbelgedeelte.
Het beschrijft hoe de rechtvaardigheid uit het geloof spreekt. Immers, Deuteronomium 30:11-14 wordt geciteerd door Paulus in Romeinen 10:6-8.
En hoewel het zó dichtbij was, dat woord van het geloof, toch is het maar een kleine minderheid die het ten goede kwam. Dat leert de heilsgeschiedenis ons ook. (Voorbeelden: I Kon. 19:18; Jes. 1:9; Rom. 11:7; I Cor. 10:5)
Ik kwam net Deuteronomium 29:4 tegen, en ik vond het heel opvallend dat dat er aan vooraf gaat, ja, dat dat zo rechtstreeks tegen het volk gezegd wordt: "Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag."
Het gaat mij er nu niet om, om in een bepaalde richting te willen tenderen of zo, hoor. Het zijn gewoon zo eens wat gedachten die bij mij opkomen.

zeker goed om alles te belichten van wat God zegt. Sommige stukken sla ik ook over, omdat ik het dan niet snap. Maar God heeft volgens mij overal een bedoeling mee, we komen nooit dichter bij elkaar bij christus als we niet naar alles luisteren wat Hij zegt.
Het kan erg lonend zijn om in moeilijke stukken je tanden te zetten, in plaats van het over te slaan. Gewoon een hoofdstuk nemen, en dat eens als 'daghoofstuk' nemen om over na te denken. Heb ik vandaag gedaan met Hosea 2. Gewoon eens goed lezen, over nadenken. En vervolgens leg je het weer eens weg, en daarna pak je het weer. Na verloop van tijd zie je de structuur dan wel, en wordt het gemakkelijker om het te begrijpen.
hijwel schreef:Oke even een citaat van Gods woorden.
Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag."
God heeft ons een gewoon hard gegeven, een menselijk hard. En heeft ons niet bij onze geboorte een nieuw hart gegeven. We zijn zondig, wij zochten God niet. Wij verlangde niet als eerste naar God. Nee we hebben hem aan het kruis gespijkert. Gelukkig is het grote wonder dat God naar ons verlangt. Ze konden het niet begrijpen (en wij mischien ook niet) wat God zegt. nu komt er een moeilijk stukje. waar meerdere dingen mee kunnen bedoeld.
God kan bedoelen, je hebt het nog nooit verstaan tot op deze dag hierna zul je het verstaan.
God kan bedoelen, je hebt het nog nooit verstaan en je verstaat het nog steeds niet.
kweet het niet, mischien moet je een bijbelstudie doen naar de teksten die daarna komen. [/i]
Als ik Deuteronomium 29:4 lees bekruipt mij niet het gevoel, dat ze het na die dag nog verstaan zullen. In ieder geval wat de meesten betreft niet. Ik heb eerder het gevoel dat hier een symptoom wordt opgemerkt, wat er niet alleen toevallig is op dat moment, maar wat nogal kenmerkend is voor (het natuurlijke) Israël door de tijden heen. Ja, zelfs voor de kerk van de afgelopen 2000 jaren.
Als ik zeg 'een symptoom wat wordt opgemerkt', dan moet je daarbij denken aan
"...uit de vrucht wordt de boom gekend," Matth. 12:33. Ik bedoel het dus niet vanuit een fatalistisch principe, zo van 'zo gaat dat nu eenmaal'. Nee, het blijkt ook werkelijk in de praktijk, en het is niet een vooropgezet denkmodel of zo.
(Daarom heb ik ook zo'n enorme moeite met een prediking waarin een gemoedelijke air hangt van "wij gaan allemaal naar de hemel, want wij geloven allemaal; we komen er wel". Dat komt uiterst ongeloofwaardig op mij over. Dat geeft mij geen heilszekerheid, maar integendeel, onder zo'n prediking ga ik heftiger twijfelen aan mijn zaligheid dan onder een zwaardere prediking, omdat ik het gevoel heb dat ik bedrogen wordt. Ik zou daar heel onrustig van worden als ik het daar altijd mee zou moeten doen.)
En waarom denk ik aan een symptomatisch verschijnsel door de tijden heen?
Omdat je het door de hele Bijbel heen tegenkomt. Laat ik nog wat voorbeelden noemen:
Jesaja 29:10:
"Want de HEERE heeft over ulieden uitgegoten een geest des diepen slaaps, en Hij heeft uw ogen toegesloten; de profeten, en uw hoofden, en de zieners heeft Hij verblind."
Die tekst wordt ook geciteerd in Romeinen 11:8:
"Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen tot op den huidigen dag."
De hele geschiedenis van Israël is een trieste geschiedenis van ongehoorzaamheid en afval. Ja, zelfs van afgoderij. Ze gingen niet voor niets in ballingschap. (Volgens mij is daar ook voor gewaarschuwd in de Pentateuch. Ik weet zo niet precies de juiste tekst, maar Deut. 4:26 en 27 lijkt er best wel op.)
Hoe komt dat niet verstaan tot uiting, waarover Deuteronomium 29:4 het heeft?
Ik denk dat het wetticisme er een uiting van is, het farizeïsme. In Romeinen 9:31 en 32 staat:
"Maar Israël, die de wet der rechtvaardigheid zocht, is tot de wet der rechtvaardigheid niet gekomen.
Waarom? Omdat zij die zochten niet uit het geloof, maar als uit de werken der wet, want zij hebben zich gestoten aan den steen des aanstoots."
Verder is moedwillige ongehoorzaamheid er een uiting van. In I Cor. 10 wordt Israëls ongehoorzaamheid en goddeloosheid als waarschuwend voorbeeld naar voren gehaald, I Cor. 10:6-11:
6 ¶ En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben.
7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.
8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend.
9 En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slangen vernield.
10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den verderver.
11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn.
Misschien zijn er nog wel meer uitingen van te noemen, maar hier laat ik het even bij.