Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Open voor alle onderwerpen en meningen

Moderators: henkie, elbert, Moderafo's

Gebruikersavatar
Pcrtje
Majoor
Majoor
Berichten: 1988
Lid geworden op: 14 mei 2012 15:48

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Pcrtje » 01 aug 2025 21:16

Dank, Cicero, voor je opmerkingen. Heb je voor mij (en eventueel andere meelezers) een linkje naar dat rapport?
"Een libelle zweeft over het water..."

Gebruikersavatar
Cicero
Kolonel
Kolonel
Berichten: 3440
Lid geworden op: 01 okt 2004 14:06
Locatie: Holland

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Cicero » 02 aug 2025 05:34

Pcrtje schreef:Dank, Cicero, voor je opmerkingen. Heb je voor mij (en eventueel andere meelezers) een linkje naar dat rapport?

Zeker, het rapport staat hier: https://www.universiteitenvannederland. ... iteit-2025
Deze pagina is op die website lastig te vinden zie ik nu.

De pdf is hier: https://www.universiteitenvannederland. ... egrond.pdf

Gebruikersavatar
Pcrtje
Majoor
Majoor
Berichten: 1988
Lid geworden op: 14 mei 2012 15:48

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Pcrtje » 02 aug 2025 18:55

Ik heb het nu ook gelezen maar heb nu even niet de tijd om er uitgebreid mijn gedachten over uit te schrijven. Wel even een gedachte over de bespreking van voorbeeld 3, waar de commissie schrijft:

    Uit het feit dat veel informatie over Voetius is terug te vinden in het aangehaalde artikel van Van der Linde,
    kan niet worden afgeleid dat beklaagde het werk van Voetius niet heeft geraadpleegd. Een dergelijk
    vermoeden kan ook niet worden gebaseerd op de foutieve vindplaatsvermelding van het artikel van Van
    der Linde. Ook aan het feit dat de bibliografie enkele titels bevat die door Van der Linde worden genoemd,
    maar geen rol spelen in de tekst van het proefschrift, kan een dergelijk vermoeden niet worden ontleend.

    Onderstreping door mij (Pcrtje)
Gezien het onderstreepte gedeelte hanteert de commissie wel een heel hoge lat. Hoe kun je überhaupt bewijzen of - iets minder stellig - afleiden dat iemand iets niet heeft gelezen? Ik denk dat het op grond van de voorbeelden toch op z'n minst zo líjkt dat Mulder de tekst niet heeft gelezen. Of, een beetje bayesiaans: het waarschijnlijker is dat hij het niet gelezen heeft dan wel. Hoe denk(en) jij/jullie daarover?
"Een libelle zweeft over het water..."

Gebruikersavatar
Cicero
Kolonel
Kolonel
Berichten: 3440
Lid geworden op: 01 okt 2004 14:06
Locatie: Holland

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Cicero » 04 aug 2025 07:24

Voorbeeld drie staat in de paragraaf over of Mulder wel de primaire bronnen geraadpleegd heeft. Ik kom erop terug.

De twee voorbeelden die ik behandeld heb gingen over de vraag of Mulder het Latijn voldoende machtig is. Ik denk dat de commissie terecht concludeert dat Mulder tot op zekere hoogte het Latijn machtig is. Tegelijk is de commissie wel heel coulant in de inhoudelijke beoordeling van de genoemde voorbeelden. In beide gevallen maakt Mulder wat je gerust een vertaalfout kunt noemen. De commissie gooit het er echter op (1) dat de fout voor de betekenis niet zoveel uitmaakt, al zegt het wél wat over de kwaliteit; en (2) dat het voorbeeld een vertaling van het Engels betreft en dus niet betrekking heeft op Latijn. (Dat de commissie concludeert dat in dit laatste voorbeeld correct vertaald is, vind ik belachelijk.)
En algemeen over dit punt concludeert de commissie op basis van Mulders toelichting dat Mulder níet de Latijnse en andere primaire teksten als uitgangspunt heeft genomen, maar de secundaire literatuur en vandaaruit de primaire bronnen heeft geraadpleegd. Dit zegt wederom wat over de beroerde kwaliteit van het proefschrift.

De commissie gooit dit op een methodologische keuze en noemt de manier van presentatie "verwarrend". Inderdaad: als Mulder eerlijk was geweest had hij zijn aanpak goed en duidelijk moeten verantwoorden. Nu claimt hij dat hij de homileten heeft bestudeerd, maar dat is maar in zeer beperkte mate het geval. En voor zover dat het geval is, gaat het vaak fout, zoals ik in dit topic heb laten zien. Het is een schemergebied en 'schending van de wetenschappelijke integriteit' is, zoals ik al eerder heb gezegd, een te groot woord, maar de werkwijze geeft in elk geval blijk van een zesjesmentaliteit en riekt erg naar 'ik doe niet meer moeite want ik kan er bij deze promoteren mee weg komen'.

Pcrtje schreef:Ik heb het nu ook gelezen maar heb nu even niet de tijd om er uitgebreid mijn gedachten over uit te schrijven. Wel even een gedachte over de bespreking van voorbeeld 3, waar de commissie schrijft:

    Uit het feit dat veel informatie over Voetius is terug te vinden in het aangehaalde artikel van Van der Linde,
    kan niet worden afgeleid dat beklaagde het werk van Voetius niet heeft geraadpleegd. Een dergelijk
    vermoeden kan ook niet worden gebaseerd op de foutieve vindplaatsvermelding van het artikel van Van
    der Linde. Ook aan het feit dat de bibliografie enkele titels bevat die door Van der Linde worden genoemd,
    maar geen rol spelen in de tekst van het proefschrift, kan een dergelijk vermoeden niet worden ontleend.

    Onderstreping door mij (Pcrtje)
Gezien het onderstreepte gedeelte hanteert de commissie wel een heel hoge lat. Hoe kun je überhaupt bewijzen of - iets minder stellig - afleiden dat iemand iets niet heeft gelezen? Ik denk dat het op grond van de voorbeelden toch op z'n minst zo líjkt dat Mulder de tekst niet heeft gelezen. Of, een beetje bayesiaans: het waarschijnlijker is dat hij het niet gelezen heeft dan wel. Hoe denk(en) jij/jullie daarover?

Bij dit vb is het ook nog vermeldenswaard dat de foute bronvermelding naar Van der Linde ook al in dit topic is genoemd.
Ik had daar ook vermeld dat de verwijzing naar de tekst van Voetius niet klopt.
Van de behandeling door de commissie worden we niet veel wijzer. Ik weet niet hoe gedetailleerd de klacht van de klager was. Maar ik vind de conclusie van de commissie wat gemakzuchtig. Inderdaad, je kunt toch moeilijk bewijzen dat iemand iets écht niet heeft gelezen.

Mijn idee zou zijn: bekijk in hoeverre het stuk over Voetius info bevat dat niet in Van der Linde staat, en bekijk dan in hoeverre dit terug te leiden is naar de Latijnse tekst. Ik vermoed dat Mulder de Latijnse tekst heus wel onder ogen gehad heeft, maar de wijze waarop hij het presenteert claimt eigenlijk méér: namelijk dat hij rechtstreeks vanuit Voetius werkt. Wat niet zo is. Dat noemt de commissie "verwarrend". Een nader onderzoek zou moeten uitwijzen of Mulders raadpleging van Voetius daadwerkelijk iets om het lijf heeft.

Gebruikersavatar
henkie
Beheerder
Berichten: 3501
Lid geworden op: 10 sep 2002 15:05

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor henkie » 04 aug 2025 09:40

Pcrtje schreef:Hoe kun je überhaupt bewijzen of - iets minder stellig - afleiden dat iemand iets niet heeft gelezen?


Dat was ook mijn eerste indruk van het rapport...


Dank aan Cicero voor zijn reflectie!

Gebruikersavatar
Cicero
Kolonel
Kolonel
Berichten: 3440
Lid geworden op: 01 okt 2004 14:06
Locatie: Holland

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Cicero » 07 aug 2025 07:25

Over voorbeeld 4 in het rapport is ook wel het e.e.a. te zeggen. De commissie vindt dat Mulder hier zorgvuldig genoeg te werk is gegaan. Wat is er aan de hand?

Mulder schrijft op p. 246:

    [1] Allereerst geeft Lampe een omschrijving van het begrip. ‘Homiletiek is de heilige wetenschap van spreken in de publieke samenkomst, opdat de eer van God en de opbouw van de hele kerk bevorderd wordt.’n. 397

    n. 397: In deze definitie komt niet naar voren wat de norm en de inhoud van de prediking is. Vgl. T. Brienen, De prediking van de Nadere Reformatie. Een onderzoek naar het gebruik van de klassifikatiemethode binnen de prediking van de Nadere Reformatie, Amsterdam 1981, 174 en Hoekstra, Gereformeerde Homiletiek, 128.

De klager zegt dat "noot 397 (p. 246) niet aan[geeft] dat het citaat waarnaar verwezen wordt een citaat is van Brienen. Volgens klager lijkt dit nu een eigen observatie van beklaagde, waarbij men Brienen ter vergelijking zou kunnen raadplegen."
Mulders standpunt: "Beklaagde geeft aan dat dit citaat is gegeven in zijn samenvatting van de homiletiek van F.A. Lampe, verantwoord in noot 396. Het citaat is (ook) bij Brienen terug te vinden, door beklaagde vermeld in noot 397."

Is de klacht van klager wel goed weergegeven? Volgens mij is het volgende aan de hand (en hier schreef ik eerder over deze passage). Eerst wat Brienen heeft op p. 74:

    Direkt al in het begin wordt het uitgangspunt van zijn hele werk aangegeven. Lampe schrijft: "Homiletiek is de heilige wetenschap van spreken in de publieke samenkomst, opdat de eer van God en de opbouw van de hele kerk bevorderd wordt" n. 86.

    n. 86: P. 1: Homiletica sacra est scientia in publica coetu verba faciendi, ut gloria Dei & aedificatio totius Ecclesiae promoveatur. Opmerkelijk is dat in deze definitie alleen maar sprake is van verba facere. T. Hoekstra a.w. blz. 128 meent dat dit "te algemeen (is); niet voldoende blijkt, dat het Woord Gods inhoud is van de preek".

Alles wat Mulder heeft, heeft hij van Brienen overgenomen. Dat is naar eigen zeggen immers zijn werkwijze: de primaire bron bestuderen vanuit de secundaire literatuur.
- De inleidende zin is een parafrase van de inleidende zin van Brienen.
- De vertaling is letterlijk gekopieerd van Brienen. Inclusief vertaalfout: het moet 'heilige homiletiek' zijn, niet 'heilige wetenschap'.
- De observatie dat niet naar voren komt wat de norm en inhoud van de prediking is, is gebaseerd op wat Brienen keurig toeschrijft aan Hoekstra. Er is hier geen intellectuele bijdrage van Mulder. In plaats van alleen 'inhoud' van Hoekstra heeft hij 'norm en inhoud', maar dat komt omdat Mulder steeds over de Bijbel als bron, inhoud en norm heeft (zie p. 41, 167, 252, 253, 259, 287, 320, 321, 336, 350). Het is dus een mulderisme; hij geeft wat Hoekstra zegt weer in eigen woorden.

Wat gaat hier nu mis?
1. Mulder had moeten aangeven dat hij de vertaling heeft overgenomen van Brienen. Hij noemt Brienen wel, maar alleen na 'vgl.', daarmee geeft men meestal aan dat de bron waarnaar wordt verwezen iets vergelijkbaars bevat. Maar Mulder heeft Brienen letterlijk overgepend! Dit is geen zorgvuldige bronvermelding.
2. Mulder neemt de vertaalfout van Brienen over, en geeft daarmee aan dat hij niet goed in staat is om zelfstandig studie van het Latijn te maken.
3. Mulder doet het voorkomen alsof de observatie in de noot van hemzelf is. Die trof hij echter aan in een noot bij Brienen en is van Hoekstra. Een zorgvuldige bronverwijzing had op zijn minst de observatie expliciet aan Hoekstra toe moeten schrijven. Als Mulder zelf los daarvan tot deze observatie was gekomen (wat ik gezien de knulligheid van het geheel ernstig betwijfel) had hij dat duidelijk kunnen maken door bijv te zeggen 'dezelfde observatie bij Hoekstra, ..., vgl. Brienen, ...'
De commissie wuift dit laatste weg, maar naar mijn indruk omdat ze het stuk van Brienen niet goed erbij gehouden hebben. De commissie gaat er ten onrechte vanuit dat de observatie van Brienen is, maar die is van Hoekstra.

Kortom, Mulder pronkt hier met andermans veren, inclusief vertaalfout. Hij presenteert het intellectueel eigendom van anderen als dat van zichzelf. Dat raakt m.i. wel degelijk aan de wetenschappelijke norm voor plagiaat.

Gebruikersavatar
Pcrtje
Majoor
Majoor
Berichten: 1988
Lid geworden op: 14 mei 2012 15:48

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Pcrtje » 07 aug 2025 08:26

Dank Cicero, voor je bijdragen.

Even een zijspoor/aanvulling: zit er in Brienens vertaling niet nog een tweede vertaalfout, die Mulder logischerwijs ook heeft overgenomen?

Het eerste deel van de zin is: "Homiletica sacra est scientia in publica coetu[m.sg.abl.] verba[o.pl.acc] faciendi.". Het lijkt me dat publica hier congrueert met verba, niet met coetu. (Maar dat laatste woord kende ik niet en moest ik mijn woordenvoek opzoeken.) Als je de woorden van Brienen aanhoudt, zou ik de zin vertalen als: De heilige homiletiek is de wetenschap van het publieke spreken (lett. van het publieke woorden doen) in de samenkomst.

Voor de zinsbetekenis maakt dit m.i. maar weinig uit, denk ik. Het verschil is hier dan alleen "publiek spreken in de samenkomst" versus "spreken in de publieke samenkomst".

Maar ik ben geen Latinist en laat me graag door je corrigeren.
"Een libelle zweeft over het water..."

Gebruikersavatar
Cicero
Kolonel
Kolonel
Berichten: 3440
Lid geworden op: 01 okt 2004 14:06
Locatie: Holland

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Cicero » 07 aug 2025 08:39

Pcrtje schreef:Dank Cicero, voor je bijdragen.

Even een zijspoor/aanvulling: zit er in Brienens vertaling niet nog een tweede vertaalfout, die Mulder logischerwijs ook heeft overgenomen?

Het eerste deel van de zin is: "Homiletica sacra est scientia in publica coetu[m.sg.abl.] verba[o.pl.acc] faciendi.". Het lijkt me dat publica hier congrueert met verba, niet met coetu. (Maar dat laatste woord kende ik niet en moest ik mijn woordenvoek opzoeken.) Als je de woorden van Brienen aanhoudt, zou ik de zin vertalen als: De heilige homiletiek is de wetenschap van het publieke spreken (lett. van het publieke woorden doen) in de samenkomst.

Voor de zinsbetekenis maakt dit m.i. maar weinig uit, denk ik. Het verschil is hier dan alleen "publiek spreken in de samenkomst" versus "spreken in de publieke samenkomst".

Maar ik ben geen Latinist en laat me graag door je corrigeren.

Nou Brienen heeft een typefout gemaakt, er moet staan: in publico coetu, niet in publica coetu. Het eerste staat bij Lampe. Ook in het laatste geval zou het erg lastig zijn publica aan verba te verbinden, omdat het ingeklemd staat tussen in en coetu. Dat zou alleen bij poëzie wellicht een acceptabele woordvolgorde zijn.

Gebruikersavatar
Pcrtje
Majoor
Majoor
Berichten: 1988
Lid geworden op: 14 mei 2012 15:48

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Pcrtje » 07 aug 2025 09:27

Cicero schreef:Nou Brienen heeft een typefout gemaakt, er moet staan: in publico coetu, niet in publica coetu. Het eerste staat bij Lampe. Ook in het laatste geval zou het erg lastig zijn publica aan verba te verbinden, omdat het ingeklemd staat tussen in en coetu. Dat zou alleen bij poëzie wellicht een acceptabele woordvolgorde zijn.
Dat laatste vond ik ook al, maar ik gooide het maar op mijn beperkte leeservaring. :mrgreen:

Dat Brienen een tikfoutje heeft gemaakt en Mulder dat blijkbaar niet ziet en zo overneemt is een extra bewijsstukje dat hij Brienen en niet Lampe als uitgangspunt heeft genomen, hoewel iemand met beperkte Latijnkennis de tikfout vermoedelijk niet opgevallen zou zijn, als hij Lampe daadwerkelijk geraadpleegd zou hebben.
"Een libelle zweeft over het water..."

Gebruikersavatar
Cicero
Kolonel
Kolonel
Berichten: 3440
Lid geworden op: 01 okt 2004 14:06
Locatie: Holland

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Cicero » 07 aug 2025 10:08

Pcrtje schreef:Dat laatste vond ik ook al, maar ik gooide het maar op mijn beperkte leeservaring. :mrgreen:

Dat Brienen een tikfoutje heeft gemaakt en Mulder dat blijkbaar niet ziet en zo overneemt is een extra bewijsstukje dat hij Brienen en niet Lampe als uitgangspunt heeft genomen, hoewel iemand met beperkte Latijnkennis de tikfout vermoedelijk niet opgevallen zou zijn, als hij Lampe daadwerkelijk geraadpleegd zou hebben.

Mulder neemt niet de Latijnse tekst over, dus op dit punt doet Mulder niks verkeerd. Ook zegt Mulder overigens zelf dat hij de secundaire literatuur als leidraad heeft genomen.

Ik denk wel dat Mulder naar het Latijn gekeken heeft, maar zeer oppervlakkig. Zoals ik in de post waarnaar ik hierboven link kort uitwerk, is Mulders weergave van Lampe zeer gebrekkig.

Gebruikersavatar
Cicero
Kolonel
Kolonel
Berichten: 3440
Lid geworden op: 01 okt 2004 14:06
Locatie: Holland

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Cicero » 07 aug 2025 21:08

Ik las vandaag de recensie van het proefschrift in Theologia Reformata 68/1, door Pieter Veerman (VU/TUA).

Hij benoemt lacunes:
- zeer summiere verwijzen naar de primaire bronnen, waardoor de kritische lezer het onderzoek vrijwel opnieuw moet doen.
- het is onduidelijk welke bronnen buiten beschouwing worden gelaten
- diverse secundaire bronnen zijn niet gebruikt.
Conclusie: de breedte gaat ten koste van de diepte.

Dat is stevige kritiek, maar kennelijk heeft ook Veerman niet de tijd genomen om te checken of een en ander wel klopt met de primaire bronnen. Dan had hij nog wat kritischer kunnen zijn.

Ook merkwaardig in de recensie is dat Veerman de historische benadering waardevol vindt voor het heden, maar hoe dat dan blijkt blijft in het vage, want het trekken van directe conclusies is niet mogelijk. Daarvoor is ander onderzoek nodig, zegt hij.
Veerman benoemt de methode van close reading en vindt dat kennelijk uitstekend, maar verbindt dat niet aan zijn kritiek op het bronnenonderzoek. Daaruit blijkt toch dat de methode van close reading slechts zeer gebrekkig is toegepast? Maar zo ver heeft Veerman kennelijk niet getest.
Aan het slot van de recensie ook weer vaagtaal. De oude homileten zouden voor tijdbetrokken preken zijn, maar dan gaat het vooral om een theologische actualiteit, namelijk... de redding van de ziel voor de eeuwigheid. Oke, maar dat betekent dan toch dat je feitelijk jouw zeventiende-eeuwse theologie voor tijdloos verklaart, geschikt voor alle tijden?

In de recensie komen een aantal zinnen voor die tamelijk willekeurig overkomen en geen logische samenhang vertonen. Wat Mulder ook vaak doet. Het lijkt er daarom op dat Veerman op bepaalde punten Mulder tamelijk onkritisch napraat.

Gebruikersavatar
Cicero
Kolonel
Kolonel
Berichten: 3440
Lid geworden op: 01 okt 2004 14:06
Locatie: Holland

Re: Sjoemellatijn en sjoemelgrieks

Berichtdoor Cicero » 11 aug 2025 11:28

Over voorbeeld 3 t.a.v. de behandeling van Voetius nog het volgende. Ik heb het artikel van S. van der Linde opgezocht, 'Gisbertus Voetius' gedachten over de prediking,' Theologia Reformata 19/4 (december 1976), 256-267.

De klager heeft gelijk in zoverre dat de verwijzing naar Van der Linde bibliografisch incorrect is en dat het vreemd is dat in Mulders proefschrift (twee) boeken die Van der Linde noemt wél in de bibliografie van Mulder staan maar verder niet gebruikt worden in het proefschrift. Dat lijken mij onzorgvuldigheden; ook al zegt Mulder dat hij die boeken wel gezien heeft, dan nog had hij dat anders moeten verantwoorden.
De klager heeft m.i. niet gelijk als deze zegt dat bijna alle informatie uit het hoofdstuk is terug te vinden bij Van der Linde. Er is uiteraard veel overlap, maar beide auteurs geven nu eenmaal een weergave van Voetius' verhandeling. En Mulder geeft ook duidelijk andere informatie dan Van der Linde, die Mulder wel uit de Latijnse tekst moet hebben afgeleid.
Daarbij gaat het bij Mulder, zoals inmiddels te verwachten, dramatisch mis (terwijl Van der Linde het meestal wel goed weergeeft). Een aantal voorbeeld heb ik hier al genoemd.
Ik loop een stuk van de tekst van Mulder langs:

    Nadat Voetius het principiële belang van de openbare lezing van het Goddelijk Woord heeft onderstreept,
Het eerste deel van de verhandeling behandelt slechts allerlei aspecten van de openbare lezing van het Woord. Dat het principieel belang heeft, spreekt vanzelf en wordt door Voetius niet benoemd. Voetnoot 280 hierbij is bizar en heb ik eerder behandeld.

    zoomt hij in het tweede deel van de verhandeling in op de prediking.
Dit is niet 'inzoomen', want dat veronderstelt een onderdeeltje van een veel groter geheel. Maar het gaat gewoon om het tweede deel van de publieke behandeling van het Woord. Het eerste deel is het lezen van de Schrift.

    Hij noemt dan enkele auteurs in het algemeen, o.a. Erasmus en de jezuïet Carolus Regius (?-1557). Ook noemt hij ‘van de onzen’: Perkins, Guilielmus Bucanus (?-1603), Abraham Scultetus (1566-1625), Bartolomäus Keckermann (ca. 1572-1609), Trelcatius jr., etc.
Oke, maar Mulder laat weg dat Voetius eerst een rijtje 'pausgezinde' auteurs opnoemt. 'In het algemeen' is onzorgvuldig: het gaat niet om een rijtje allerlei auteurs (want het zijn roomse auteurs), het gaat om de homiletiek in het algemeen. Voetius verwijst naar al deze auteurs ter bestudering.

    Hij wijst in hun benadering onderscheiden accenten aan.
Nee dit klopt niet. Voetius zegt juist: al deze theoretische boeken zijn belangrijk, maar belangrijker is dat studenten gewoon in de praktijk naar veel preken luisteren. De ene prediker is goed in exegese, de ander in het bewijzen van leerstukken, een ander is kort, een ander is meer stijlvol, de een kan goed vermanen en de ander is een meester in passende gebaren.
Het gaat dus om onderscheiden accenten bij levende voorbeelden in de omgeving van de studenten, niet om accenten in het werk van de genoemde auteurs.

    Hij roemt daarbij de praktische uiteenzetting van Perkins, die zelfs uit de geschriften van Homerus (ca. 800 - ca. 750 v.Chr.) put om de opbouw van velen te dienen.
Hierover heb ik al geschreven. Het is onzin. Van der Linde schrijft terecht dat Voetius Perkins de Homerus van de Engelse praktiseerders noemt en hem daarmee in bescherming neemt tegen critici. Dit staat in het kader van dat studenten niet alleen naar preken moeten luisteren, maar ze ook kunnen lezen in de bibliotheek. Daarbij raadt Voetius dus Perkins aan.
Hiervan heeft Mulder niets begrepen.

    Opvallend is het genuanceerde oordeel van Voetius over de keus van de preekmethode. De prediker moet de afweging maken welke methode hij in zijn kerk gebruikt, passend bij hemzelf en het niveau van zijn hoorders. Wat dit betreft is de stichting van de gemeente het belangrijkste doel.
Dit klopt, maar is ook ongeveer bij Van der Linde te vinden.

    De preekmethode volstaat als deze wordt gebruikt ‘om Christus te preken aan het hart van de mensen, en hen krachtig op te wekken tot geloof en bekering’.
Mwah, enigszins onzorgvuldig weergegeven en vertaald. Voetius zegt, precies vertaald: 'Het is voor ons voldoende als tenminste Christus tot het hart van het volk wordt gepredikt en in hen op krachtige wijze geloof en bekering worden opgewekt.'

    Het belang van de gemeente waar de preek wordt gehouden benadrukt Voetius ook als het gaat over de tekstkeuze. Daarbij moet de behoefte en onderhavige stand der Kerk door de prediker worden overwogen. De prediker moet kunnen inschatten of woorden van bemoediging, van wat niet correct is, van instructie of van troost in de desbetreffende situatie nodig zijn.
Hier gaat e.e.a. mis.
- Het woord 'onderhavig' is geen goed woord, het gaat om 'de huidige/actuele staat'.
- Op zich is wat er in de eerste twee zinnen staat correct. Maar door gebrek aan context en het vervolg van wat Mulder schrijft ontstaat er een verkeerde indruk. Het wordt namelijk niet duidelijk dat bij de tekstkeuze dat wat nodig is voor de gemeente één overweging is. Bij de tekstkeuze heeft Voetius in principe de voorkeur voor doorpreken van de hele Bijbel.
- over de laatste zin, waaruit gebrekkige Latijn-kennis blijkt, heb ik al eerder geschreven.

    In concreto vindt Voetius het dan van belang dat de hele Schrift op de kansel aan de orde komt.
Onzin. Voetius vindt dat buiten wat nodig is voor het moment (zie vorige zinnen) de hele Schrift doorgewerkt wordt. Dat is dus niet 'in concreto', maar de gewone gang van zaken buiten dat wat bijzondere momenten in het kerkelijke leven vragen. In het gaat niet erom dat de hele Schrift aan de orde komt, maar preciezer dat hele hoofdstukken en boeken doorgewerkt worden.

    Van preken volgens tekstkalenders (het zogenoemde perikopenstelsel) moet hij niets hebben, want dan komt niet meer dan een bloemlezing van de Schrift aan de orde. Zo hekelt hij gebruiken uit de rooms-katholieke en ook uit de lutherse traditie.282
Dit klopt, maar staat ook ongeveer zo bij Van der Linde. Voetnoot 282 over preeklezen heb ik eerder behandeld en toont weer totaal onbegrip.

    De zogenoemde predicatio continua toont hij wel te kunnen waarderen. Daarin wordt immers gedeelte na gedeelte een Bijbelboek in zijn geheel doorgewerkt.
Ehm... "wel te kunnen waarderen"? Voetius noemt dat, zoals gezegd, als het gewone uitgangspunt (buiten wat het kerkelijke leven van het moment vereist) en andere benaderingen zoals leesroosters en voorgeschreven preken zijn hem een doorn in het oog. De Latijnse term die Mulder hier gebruikt komt trouwens niet uit Voetius, maar bij Van der Linde vandaan. Op dit punt lijkt Mulder dus Van der Linde na te praten zonder dit goed in Voetius te hebben nagekeken. Naar Van der Linde wordt niet verwezen.

    De prediker is dan vrij een perikoop in zijn geheel of een tekst apart te behandelen.
Dit is flauwekul. Voetius spreekt alleen over een boek in zijn geheel of hoofdstuk in zijn geheel. Voetius gaat op p. 612 wel in op een tegenwerping dat continue prediking op gespannen voet zou staan met het toestaan van preken over een zin of passage; maar Voetius zegt dat dat elkaar niet uitsluit. Dit sluit aan bij wat hij eerder zei: in principe hele boeken en hele hoofdstukken doorgaan, tenzij de situatie van de kerk vraagt om een gelegenheidstekst.

    Het verband tussen tekst en context is voor Voetius van belang. In dit licht behoeft de catechismuspreek de nodige aandacht.283 Deze moet Woordverkondiging blijven, dus ingekaderd zijn door een Schriftlezing en een korte uitleg van een Bijbelpassage.
Dit is complete flauwekul. Voetius is hier bezig met het weerleggen van een foute interpretatie van een tekst van Amesius. Voetius verdedigt Amesius en zegt dat die de lezing van de catechismustekst niet afwijst, maar alleen wil dat deze niet op hetzelfde niveau moet komen te staan als de Schrift en dat dus ook bij een catechismuspreek de voorlezing primair uit de Schrift moet komen.

Tot zover; Mulder schrijft nog verder over het traktaat van Voetius. Conclusie: de behandeling van Voetius is niet helemaal incorrect, maar doordat de behandeling ongeveer voor de helft nergens op slaat en berust op grove interpretatiefouten, heeft niemand er iets aan.

----
Op. p. 131-132 gaat Mulder trouwens nog in op een observatie van Van der Linde. Die zegt dat Voetius kennelijk de classificatiemethode (onderscheiden tussen bekeerden en onbekeerden in allerlei toestanden etc.) niet als een vitaal onderdeel van de prediking zag; voor Voetius was de minimumvereiste dat Christus gepredikt werd met een krachtige opwekking van geloof en bekering in de hoorders. Mulder gaat daartegenin en zegt dat Voetius wilde dat er met de hoorders rekening moest worden gehouden. Dat is een zwak argument: dit impliceert immers nog geen doorgedreven classificatie van de hoorders. Het tweede argument van Mulder is dat Voetius de methode niet expliciet afwijst en auteurs prijst die die methode wel volgen. Dus, concluderen 'we', schrijft Mulder, dat Voetius die praktijk heeft 'gehonoreerd'.

Wat gebeurt hier nu eigenlijk? Van der Linde zegt helemaal niet dat Voetius dat systeem niet honoreerde; alleen dat die systematisering voor Voetius kennelijk niet van wezenlijk belang was. Voetius zegt dat de studenten uit de homiletieken waarnaar hij verwijst van alles mogen weglaten en ook dingen eraan toevoegen. Dus van Voetius mogen de studenten zo'n classificatiesysteem in hun preken achterwege laten, als ze dat willen.

Dat is voor Mulder kennelijk ongemakkelijk en daarom probeert hij Voetius richting zo'n separerend systeem te masseren.



----
Hoewel door de tergende onzorgvuldigheid van Mulder ten minste in één geval (dat ook behandeld is door de commissie) mijns inziens iets plagiaat-achtigs is gebeurd (ook al vindt de commissie van niet), is het grootste probleem van het proefschrift de vele slordigheden en de zeer onzorgvuldige uitleg van de bronteksten. Die mag je gerust incompetent noemen. Zoals recensent Pieter Veerman (zie hierboven) schrijft: wie iets wil met deze bronteksten, zal het onderzoek compleet opnieuw moeten doen.

De vraag is natuurlijk wel hoe de promotoren Wim van Vlastuin en Ciska Stark dit kunnen hebben laten passeren. De behandeling van Voetius is geen incident, maar is symptomatisch. Het kan haast niet anders of ze hebben Mulders teksten niet daadwerkelijk kritisch gelezen op het punt van het brongebruik. Van Vlastuin is kennelijk niet in de gelegenheid of in staat geweest bijvoorbeeld om Voetius erbij te nemen, en Van Vlastuin heeft kennelijk voor lief genomen dat Mulder allerlei belangrijke secundaire literatuur links liet liggen, enzovoort.
Dit geldt ook voor de promotiecommissie met Mirjam van Veen (VU), M.J. Kater (TUA), J. van de Kamp (HHS/VU en TUA), J. Nierop (??) en Wim Moehn (PThU). Zij achtten dit proefschrift kennelijk een voldoende waard. De vraag is dan wel of ze ook maar iets van de bronnen kritisch hebben nagetrokken.


Terug naar “[Religie] - Open forum”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 5 gasten