Belooft gij dat gij door Gods genade in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven, en in haar zult leven en sterven?
Ik ben van mening dat je, kijkend naar de tweede vraag, waar mijns inziens de discussie heen gaat, de betekenins van "door Gods genade"niet mag vergeten.
Duidelijk geef je dus aan dat je, door Gods genade, standvastig zult blijven, of wel dat je zelfstandig deze belofte niet kunt waarmaken maar alleen uit kracht die God verleent. Deze belofte is dus niet loos.
ik begrijp de kortzichtige opmerking als: in mijn woordenboek heet dit liegen, niet.
Mogelijk kan dat nog even aangegeven woren.