Ik denk dat het vanuit een wetenschappelijk oogpunt buitengewoon onwaarschijnlijk is dat de Adam en Eva, die volgens de Bijbel in het begin werden geschapen en volgens de geslachtsregisters ongeveer 6000 jaar geleden geleefd zouden hebben, werkelijk geleefd hebben. Mortlach geeft inderdaad het probleem van de flessenhals al aan. Een beetje basiskennis van genetica maakt verder ook inzichtelijk dat de grote verscheidenheid aan dieren bij de schepping en de reductie van de aantallen dieren tijdens de zondvloed buitengewoon onwaarschijnlijk maken dat die verhalen zo gebeurd zijn. We zien niet zo'n flessenhals terug in genetisch onderzoek. Ook zijn de mutatie- en soortvormingssnelheid echt niet snel genoeg om de grote verscheidenheid die we nu hebben te kunnen laten rijmen met de Bijbelverhalen.
Een tijdje terug heb ik op dit forum ook een ander neuro-psycho-biologisch punt aangestipt dat een probleem kan vormen bij een letterlijke interpretatie van Adam en Eva (
hier). Helaas is dat onderwerp snel doodgebloed zonder dat er echt een inhoudelijke discussie is ontstaan waarbij alle relevante wetenschappelijke vakkennis voorbijgekomen is.
Verder zie ik ook inherente problemen. Een paar voorbeeldjes. Hoeveel scheppingsverhalen zijn er nou? Wat werd er eerst geschapen? Hoe kan God tegen de mens zeggen dat de mens zich moet voortplanten als er nog geen dood was (want apoptose is vereist bij voortplanting)? Hoe kan een leeuw nou gras eten? Dit zijn vragen die niet echt lijken te spelen voor de scheppingsverhalenschijver(s). - En ja, ik weet dat er antwoorden zijn van jongeaardecreationisten op websites als AnswersinGenesis maar ik vind dat soort constructies onnodige in-bochten-wringerij en absurd.
Overigens heeft Genesis volgens de kritische Bijbelwetenschap verschillende auteurs en ook het scheppingsverhaal is een compilatie van werken van verschillende auteurs. (Zie bijvoorbeeld
Who Wrote the Bible? van Richard E. Friedman.) In combinatie met de literaire stijlen die gebruikt zijn lijkt het mij waarschijnlijker dat het hier gaat om oorsprongsverhalen die geschreven zijn om existentiële vragen te beantwoorden. (Mijns inziens wordt God daarmee niet per se buitenspel gezet. Hoewel het verhalen van mensen zijn en waarvan de historische betrouwbaarheid allicht laag is, zou God dat proces van denken, vragen stellen en schrijven prima geleid hebben en de mensen van toen alleen antwoord hebben gegeven op de theologische vragen; niet op de historisch-wetenschappelijke.)
Er is trouwens ook veel overeenkomst met de (veel oudere) Soemerische scheppingsverhalen. Daar heb ik me nog niet uitgebreid in verdiept, maar een beetje rondneuzen op internet geeft al wel een indruk. (Zie bijvoorbeeld
hier,
hier en
hier.)
Dat er overigens theologische consequenties aanzitten, zoals Mohamed hierboven illustreert vind ik niet zo'n probleem. Ik herinner me een lange discussie met Boekenlezer (zie
hier en verder) en ik heb een tijdje terug ook een uiteenzetting gegeven dat er ook theologen zijn die bij een niet-werkelijkbestaandhebbende Adam en Eva toch hun geloof in Jezus Christus behouden (zie
hier). Een voorbeeld van zo'n theoloog is Taede Smedes maar ook René Fransen heeft daarover geschreven.
Zo. Dit is alvast een opzetje.
