_Sjors_ schreef:Kan men dan een eerlijke zoeker zijn en toch verloren gaan? Zou dit de bedoeling van de Heer zijn? Spreekt Gods Woord zichzelf dan zo tegen? Aan de ene kant: "zoekt en gij zult vinden" (Luk.11:9) en daarnaast: "zoeken in te gaan en zullen niet kunnen"? (Luk.13:24)
Met vriendelijke groeten,
Sjors.
Dat is best een lastige vraag. Hoe geef je hier een alomvattend antwoord op?
De angst dat je zoekt, en toch niet zult vinden, lijkt mij ongegrond. Die angst moeten wij onszelf niet aanpraten. Dat strijdt met Gods verbond, waarin God heeft gezegd: 'Ik wil jouw God zijn.' De grond ligt er dan dus niet in, dat wij zulke eerlijke zoekers zijn, want in ons zijn geen geschikte gronden te vinden, maar in wat God heeft toegezegd.
Zo heb ik dat zelf ook ervaren: God laat zich vinden.
Je hebt wel van die kringen, waar ze alles rond willen krijgen met beredeneringen. (De uiterste rechterflank.) Dat loopt spaak. Dr. A.A. van Ruler noemde dat: volharden in het denken en vergeten te existeren. (Zie in
Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig, onder punt 3)
Wat die tekst uit Lukas 13:24 betreft, er staat nog wat achteraan, wat me wel erg belangrijk lijkt voor een juist verstaan van die tekst:
"namelijk vanaf het ogenblik dat de Heer des huizes is opgestaan en de deur heeft gesloten. Dan zult u beginnen buiten te staan en op de deur te kloppen en te zeggen: Heere, Heere, doe ons open. En Hij zal antwoorden en tegen u zeggen: Ik weet niet waar u vandaan komt."Ofwel: als het dus te laat is. Als de genadetijd voorbij is. Dat is nu nog niet. Het gaat dus over mensen die nu niet zoeken, maar als het te laat is daar ineens spijt van krijgen en dan in paniek alsnog gaan zoeken. Dat zal geen zin hebben.
Dus die tekst uit Lukas 13:24 mag niet door zware dominees gretig aangegrepen worden als bewijs dat je ook kunt zoeken en toch niet vinden. Helaas ben ik dat wel eens tegengekomen - het staat in een van mijn boeken in mijn boekenkast - waarbij datgene wat er direct op volgde niet gezegd werd.
Ook met Handelingen 13:48 moeten we, denk ik, niet in de fout gaan vervallen om in dat stukje tekst niet de leer van de uitverkiezing maar de leer van de uitsluiting te gaan lezen. Want zo kun je dat nogal eens noemen, zoals dat wat heet, de leer van de eeuwige uitverkiezing, die dan verwordt tot de leer van de eeuwige uitsluiting. Ze vergeten alleen om de term aan te passen. Dan wordt het een angstidee, en dat is onbijbels. Ik vermoed eerder dat die tekst uit Handelingen 13 gelezen moet worden vanuit de verwondering dat er zovelen geloofden. En de oorzaak daarvan wordt dan genoemd.