dalethvav schreef:De fout die hier door de kanttekenaren gemaakt wordt, is het OT verklaren vanuit het NT.
Zie hiervoor mijn vorige post.
Eerst wordt door de kanttekenaren verondersteld dat de uitspraak van Jakobus in Hand. 15 geestelijk verstaan dient te worden, en vervolgens wordt deze interpretatie weer op Amos 9:11 toegepast. Dan kom je denk ik terecht in een circelredenering.
De eerste vraag die te stellen is, is: Wat is de "klaarlijke" reden om de profetie die Jakobus daar aanhaalt geestelijk te verstaan? Geeft de situatie uit Hand. 15 daar enige aanleiding toe? En zo ja, welke?
Het lijkt me beter om éérst te kijken hoe het zit met Amos 9 zelf: Wie zegt wat tot wie? Amos heeft een profetische boodschap voor (een gedeelte van) het volk Israël. De boodschap is op dát moment dus letterlijk gericht aan het volk Israël en niet aan 'de kerk' Vanuit de context bezien hoeft er geen twijfel over te bestaan dat dit een concrete profetische boodschap is. Er zal bij de ontvangers in de tijd van Amos niemand geweest zijn die iets gedacht zal hebben van "oh, dat moeten we geestelijk verstaan natuurlijk dat is voor de kerk" of zoiets.
Aansluitend bij je laatste zin: ook de discipelen en de Emmaüsgangers begrepen nog de helft niet van de profetieën die op Jezus sloegen. In het algemeen zeg het al dan niet direct begrijpen van een profetie toch niet direct iets over de uitleg betekenis? Al is het allereerste principe van naar een tekst kijken: wat betekende het toentertijd voor de hoorders. (een principe dat bijvoorbeeld Calvijn herontdekte)
Opvallend is, dat de kanttekenaren, daar waar het in Amos 9 gaat om de straf voor het volk Israël, dit letterlijk nemen (b.v. kanttek. 8; 9; 20; 34; 36) en daar waar het om het herstel van (de zegen voor) Israël gaat, dit dan in één keer geestelijk genomen wordt en op de kerk toepast (kanttek. 45; 48; 49; 51; 54; 56).
M.a.w., de straf was, letterlijk, voor Israël, de zegen is, geestelijk, voor de kerk.
Welke exegetische regel ligt er aan ten grondslag om dit zo toe te mogen passen?
De zegen is voor kerk, volgens de kanttekeningen, maar wel de uitverkoren kerk uit Joden en heidenen. De samenvatting boven Amos 9 deelt mee: "En het Koninkrijk van Christus op te richten, tot verlossing en een eeuwige vaste gelukzaligheid van alle uitverkoren Joden en heidenen."
Dan nu, met dit in het achterhoofd, terug naar Hand. 15:16,17.
Als we, gezien vanuit het OT, Amos 9:11 letterlijk mogen zien (en waarom zou dat niet mogen), hoe dan, vanuit die gedachte Hand. 15:16, 17 lezen?
Nou, ook gewoon letterlijk.
Wat lezen we dan?
Dat God eerst onder de heidenen Zich een volk aanneemt (vs 14), overeenkomstig de profeten (vs 15) en dat Hij daarná, nadat Hij Zich een volk uit de heidenen aangenomen heeft, zal wederkeren en weder opbouwen zal de tabernakel van David, volgens Amos 9.
Dat is dus precies wat ook Paulus in de Romeinenbrief schrijft dat, nadat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn, geheel Israël zalig zal worden (Rom. 11:25-26). Dan ZAL (toekomende tijd vanuit dat schrijfmoment van Paulus) de verlosser uit Sion komen en dan ZAL (weer toekomende tijd) de Verlosser de goddeloosheden van Jakob afwenden.
Dat lijkt me een prima punt, dat de joden tot geloof komen, op het einde der tijden. Zo citeert bijvoorbeeld Augustinus Paulus ook in Sermo 63B,2.
Je ziet, bij schrift met schrift vergelijken kun je heel gewoon tot de conclusie komen dat er niets gekunstelds aan is om dit letterlijk te lezen. In tegendeel, juist om het te kunnen vergeestelijken, waar de vv-theologie bol van staat, moet men zich in allerlei bochten wringen om de nodige tegenstrijdigheden weg te werken.
Het lijkt me, gezien de samenvatting boven Amos 9, niet per se vervangingstheologie, (de kerk uit de heidenen i.p.v. het joodse volk) als wel een soort van inlijvingstheorie, de kerk uit jood en heiden. \