Arendsoog schreef:Bedankt voor je gedachtengang, helder en goed te volgen. Je schrijft over de 'uitvinding' van God. Ik vraag me af of je hiermee bedoelt dat God slechts een menselijke projectie is, in de zin van: alle spreken over boven komt van beneden.
PS: ik ben nog niet zo heel lang actief op het forum, dus heb ik je andere bijdrages in andere topics nog niet bewust gelezen.
Ik probeer een uitweg te vinden voor de patstelling, waarbij je óf de wetenschappelijke inzichten deelt en dus (?) niet in God gelooft óf in God gelooft en dus (?) de wetenschappelijke inzichten op een aantal kernzaken bestrijdt met niet-wetenschappelijke aannames.
Het gaat om eerlijkheid. En dan zijn er twee grootheden die beide krachtig aanwezig zijn: wetenschap en religie. De wetenschap doet kennis op door nauwkeurige en methodische waarneming van de zichtbare werkelijkheid, religie doet kennis op door nauwkeurig verlangen van niet zichtbare werkelijkheden.
Vaak wordt (zeker in onze samenleving) het eerst wel begrepen, maar het tweede niet.
Toch is het niet zo moeilijk om de religieuze kennis te begrijpen. Je moet die religieuze kennisverwerving echter niet uitsluitend koppelen aan religieuze instituties. Dan focus je teveel op uiterlijkheden. religieuze kennis is innerlijke kennis.
Er zijn veel facetten van het inzicht in niet zichtbare werkelijkheden. Die vind je in alle creatieve kunsten. Van schilderkunst, muziek, beeldhouwwerken tot virtuele werkelijkheden in games. Mensen zijn in staat hele complexe werelden te ontwerpen en zich voor te stellen. Die werelden kennen spelregels, methodische ontstaansgeschiedenissen, hebben enorme betekenis en zijn van zeer grote invloed op ons denken en handelen. En het is van alle tijden. Denk aan mythes, legenden, verhalen, sprookjes. Denk aan de oneindige hoeveelheid boeken, films, drama, toneel, beeldende kunst. Steeds weer verplaatste de mens zich in een zelf geschapen universum. Soms bedoeld om met anderen te delen, soms ook gewoon als eigen individuele leefwereld. Rollenspellen, verkleedpartijen, de inrichting van je huis in een specifieke stijl, je fantasie-wereld in je hobby, je verzameling, je modelbaan. Iedereen kent de kracht van de verbeelding. In het groot en in het klein. Alle menselijke beschavingen zijn gestoeld op grote voorstellingen, op grote verhalen, op religieuze inzichten. Zoek maar na in de kunstgeschiedenis. Dat is de taal van de religie.
Het is onderdeel van een ongekend groot menselijk fenomeen: de wereld van de droom, de hoop, het verlangen, het visioen.
De kernvraag en de ultieme drijfveer daarbij is: Hoe zou de wereld er anders uit kunnen zien, dan ze is?
Wat te doen tegen de onvermijdelijke en onwrikbare (wetenschappelijke) werkelijkheid, die vroeger en nu wordt gevoeld in de ziekten, de natuurrampen, het ongeluk, de armoede, het geweld en het kwaad, dat wel waar is, maar waar we ons geluk niet in vinden.
Die grote vraag wordt beantwoord in de menselijke mogelijkheid tot verbeelding, scheppingskracht en creativiteit.
Wij zoeken iets wat anders is, hoger, betrouwbaarder, liefdevoller, heerlijker, beter, onveranderlijk. En wij vinden dat ook. In gedichten, taal, maar ook in beelden, muziek, zang.
Je voelt dat de kennis die we van dergelijke gevonden werelden krijgen van grote betekenis is voor iedereen die daarin zijn heil vind. Vergelijk maar eens de grote betekenis die muziek voor ons kan hebben. Je identificeert je met de schoonheid en zeggingskracht van de wereld waarin je je onderdompelt. Je wilt daar alles van meemaken, alles van zien.
Maar het is geen wetenschappelijke kennis. Het is kennis van een onzichtbare, ongrijpbare, onbewijsbare, maar o zo belangrijke wereld. Zonder die wereld kun je niet leven. Het is je ziel en zaligheid. Je trekt je er aan op. Het geeft je houvast, troost, nieuwe energie, moed, geloof.
Kijk, de wetenschappelijke wereld is er een van vaste, liefst onweerlegbare kennis. Maar wij mensen hebben meer nodig dan dat. We hebben ook een wereld nodig, waarin we kunnen leven en genieten. Vaak is de zichtbare werkelijkheid wel waar, maar niet aantrekkelijk. Dan hebben we de onzichtbare werkelijkheid nodig. Wie te horen krijgt dat hij ongeneeslijk ziek is (wetenschappelijk waar, dus onweerlegbaar) heeft daar niet genoeg aan. Die kennis maakt niet gelukkig. Dan gaan we op zoek naar geloof, hoop en liefde. Religie zoekt in de niet zichtbare werkelijkheid het geluk dat de zichtbare werkelijkheid niet geeft. Daarom bloeit religie op uit de hardheid en het gevaar van de zichtbare werkelijkheid.
De hamvraag is natuurlijk: scheppen wij die werkelijkheid zelf en is dat daarmee onterecht?
Ik beantwoord het eerste deel van die vraag bevestigend. Ja, onze religie wordt door ons zelf verwoord. Net zoals wij zelf bidden, zingen, schrijven en schilderen. Eens zijn het mensen geweest die de eerste woorden van de bijbel hebben geschreven. Net zo goed als wij nu zelf proberen over te dragen hoe wij in God geloven, zo hebben Bijbelschrijvers ook zelf de boeken van de Bijbel geschreven en hun vaste overtuigingen aan het papyrus toevertrouwd. Religie is een menselijke bezigheid.
Echter, ik denk dat in onze verwoordingen en zoektochten, in al onze religieuze uitingen, in alle werelden die wij zo graag en zo veel scheppen toch iets mysterieus gebeurt. Namelijk dat de voorstellingen die wij "ontwerpen" of "uitvinden" (weer tussen aanhalingstekens) op vreemde wijze iets tot stand brengen dat groter is dan ons zelf. Onze religieuze scheppingen stijgen uit boven ons zelf en gaan ons vervolgens overschaduwen en in positieve zin overvleugelen. Wij gaan die voorstellingen vertrouwen. We gaan ervan houden. We gaan er een relatie mee aan. We leven in de wereld die we met onze eigen woorden en taal beschrijven. Die wereld groeit uit tot een levende werkelijkheid. Eigenlijk blazen wij di werkelijkheid leven in. Maar als dat gebeurt blazen die voorstellingen, die heerlijke visioenen, de hoop, de troost en het geloof op hun beurt ook ons weer leven in.
Wie gelooft zal zalig worden.
Toegespitst op het joods-christelijke geloof. Wanneer wij de voorstelling hebben gemaakt van God als onze Schepper, dan blijkt die Schepper zo'n universele invloed op ons te hebben, dat we er terecht van uitgaan dat niet wij Hem, maar Hij ons geschapen heeft. Hij is echt Schepper geworden.
Er is dus een unieke relatie tussen ons mensen en dat wat we als mensen scheppen. Dat blijkt geen eenzijdige zaak te zijn, die we moeiteloos weer van ons af kunnen gooien door het wetenschappelijk te gaan bekijken (joh, het is allemaal verzonnen en niet echt). Nee, die voorstellingen van ons blijken wel degelijk te leiden tot de wetenschap dat we op iets stuiten dat leeft. Zo heeft C.S. Lewis het eens beschreven als het ging om de ontmoeting met God: je loopt een donkere kamer in, je ziet niets, maar toch lijkt er iets te zijn. E opeens, met een schok, kom je er achter. Wat zich in deze kamer bevindt is echt: Het leeft.
Dat is precies de religieuze ervaring. Dat is de religieuze kennis, die de wetenschap niet kan leveren. Ik neem alle wetenschappelijke kennis serieus. Doe er ook niks aan af, zelfs niet aan de wetenschappelijk ondersteunde kennis over de ontstaansgeschiedenis van het natuurlijke leven.
Maar mensen hebben meer nodig: geestelijk leven. God is een geest.
We zouden kunnen zeggen dat de mens niet zonder zijn voorstelling kan leven. En dat onze voorstelling niet zonder ons kan leven. Als onze voorstelling "God de Schepper" is, dan kan God niet zonder ons leven. Maar andersom ook: als wij Gods voorstelling zijn, dan kan de mens niet zonder God leven. Zij scheppen elkaar eigenlijk voortdurend. Het is geen wetenschappelijke waarheid, maar een scheppingswerkelijkheid.
Het is op niets gebaseerd en toch is het er. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. Een
creatio ex nihilo.
Dat is het mooie, vind ik, van de Bijbel. Die voortdurende innige relatie tussen God en mens. Die onpeilbaar diepe liefdesband waarmee de een de ander blijft zoeken en vinden.Dat God de mens naar Zijn beeld heeft gemaakt. Wij zijn Zijn voorstelling. En tegelijkertijd is God ons verlangen, onze hoop, onze droom, onze verbeelding. Wij zien elkaar niet zoals we de werkelijkheid kunnen zien. Maar we zien elkaar in onze dromen, met ons geestesoog. De Bijbelschrijvers hebben God als Schepper voorgesteld. Wat een unieke en allesbepalend woord is dat geworden. Een scheppingswoord. Het woord van de Bijbelschrijvers wordt hier Gods Woord. God laat Zich hier door mensenwoorden uitdrukken. Hier blijkt: God kan niet leven zonder mensenwoorden. Maar andersom ook weer: de mens kan niet niet zonder Gods Woord. God woont in de woorden die wij mensen gebruiken. merkwaardig. Daarom is de joods-christelijke Bijbelvisie er een van inspiratie.
God komt in onze woorden voor.
Wij komen in Gods Woord voor.
Het is een en hetzelfde boek.
Bedoeld voor Beiden, geschreven door Beiden.
Een oude mystieke wijsheid: door schepping ontstaan er altijd twee: schepsel en schepper. In de Bijbel merken we hoezeer die twee steeds inniger samenvallen. Mensen beginnen als beeld van God, lijken op elkaar, zoeken elkaar, verlangen naar elkaar. En uiteindelijk vindt de vereniging definitief plaats: God wordt mens, Hij woont onder ons, is één van ons. Die vereniging was vanaf het begin de bedoeling.
Nog inniger wordt het wanneer de Geest die uitgaat van de Vader en de Zoon wordt uitgestort (op alles vlees). Zo stroomt God (wind en vuur) uit over alles wat leeft. De Geest vervult mensen. God en mens zijn één.
Niet voor niets bidden we
veni creator spiritu, Kom, Schepper, Geest.
Er ontstaat een innigheid en een eenheid, waarbij de een de ander nodig heeft om volmaakt te worden.
Net als het schilderij van Michelangelo, waar de hand van God de hand van de mens raakt.
Wie is de Schepper? Wie is het schepsel?
Gij in mij en ik in U.
gravo