Het omhelzen van de belofte is de plicht van allen, wanneer men spreekt van de grond van het geloof. Maar als men spreekt van de wijze - hoe God het geloof werkt - dan zal niemand de belofte omhelzen vóórdat deze hem eerst omhelst. Nooit heeft een ziel de belofte met haar ganse hart aangegrepen, voordat de belofte zelf eerst haar hart aangreep. God komt door Zijn krachtdadige genade de natuurlijke vijandschap van de ziel verbreken en doodt haar als het ware met Zijn goedertierenheid. Uw omhelzing van de belofte komt dus daaruit voort, dat de belofte u omhelst. Daarom, als de belofte aan u voorgesteld wordt, om ze te geloven, zo neemt die dan aan, in de Naam van de Heere, zonder lang te dralen. Zeg bij uzelf: 'Hier is een woord voor mij van de God der waarheid. Daarom zullen ik en dit woord nimmermeer van elkaar scheiden. O gezegend woord! Zelfs de dood zal ons niet scheiden. Aan deze haak, aan dit woord zal ik blijven hangen, totdat alles aan mij vervuld zal worden.' Als u zo de belofte mag omhelzen, dan 'zult u met zachtmoedigheid het Woord ontvangen, hetwelk uw ziel kan zaligmaken' (Jak. 1:21).
Uit: ‘De Schatkamer van de Evangelische beloften’- R. Erksine
Ik las dit bovenstaande stukje en het raakte me opnieuw. Vooral omdat ik zoveel getob om me heen zie over de eigen geloofszekerheid. En toch ligt er zoveel duidelijke beloftes die al bij je doop zijn begonnen. Wat maak ons zo bang om God te geloven op Zijn woord?
"Al wat Ik ooit beloofd heb zal bestaan."
Zitten er voorwaarden aan het aannemen van de Gods beloften?