Marnix schreef:Daarin verschillen we dan van mening. Jezus heeft de wet en de profeten inderdaad niet afgeschaft (hoewel delen wel degelijk zijn afgeschaft na Zijn lijden en sterven en opstanding). De wet en de profeten roepen ons op God en onze naaste lief te hebben. En dat doen ze nog steeds. Jezus brengt er echter wel een verdieping in aan. U hebt gehoord dat er is gezegd: Je naaste liefhebben en je vijand haten. Maar ik zeg jullie: Heb je vijanden lief. Haat ze niet.
Wat jij zegt is dat Jezus zegt dat men van God vroeger wel de vijanden moest haten maar nu niet meer. Maar je kunt het niet vinden in de wet dit gebod tot het haten van vijanden. Wat je wel kunt vinden zoals ik al meerdere malen heb aangeven, is dat er in de wet staat dat men de vijanden moet liefhebben. Dit zijn dan wel de vijanden in het eigen volk, die nabij zijn, de broeders, de naasten. Niet dat men dan alle vreemdelingen mocht haten, dat zeker niet. Al helemaal niet als ze in het midden van Israël leefden. Maar men kon wel rustig een oorlog voeren of criminelen berechten. Een verdieping is anders dan een totale verandering. Het gaat hier niet om een verdieping van een origineel gebod maar een correctie van een dwaalleer.
Als we dan kijken naar de profetische Psalmen over Jezus dan zien we daar ook haat in terug. Een vernietiging van Jezus vijanden. Het is natuurlijk totaal krom om dan te stellen dat wij die vijanden moeten liefhebben terwijl de Heilige Geest nog profeteert over de haat die Jezus heeft voor deze kinderen van de satan.
Ik besef dat goed en dat heb ik in mijn reacties ook genoemd. Lees nog maar terug, zie bijvoorbeeld ook het citaat van Matthew Henry. Het is echter niet aan ons om mensen te haten maar het goede voor ze voor ogen te hebben. Aan God komt de wraak toe. Niet aan ons.
Dan maar een paar praktische vragen.
Kan ik als rechter iemand veroordelen? Mag ik dan nooit haten? Zelfs bij de meest gruwelijke misdrijven mag ik volgens jouw uitleg van Jezus woorden, nooit haten? Maar nog wel oordelen?
En als de schoften van IS Nederland binnenvallen en beginnen met mijn naasten langzaam te onthoofden d.m.v. met een veel te klein mes langzaam de keel door te gaan snijden omdat ze de demoon v.d. IS niet liefhebben...
Mag ik dan nog steeds niet haten volgens jouw god? Mag ik dan geen dienst nemen in het leger en die vuile honden allemaal kapot schieten als de beesten die het zijn? Moet ik dan enkel bidden tot God? Is dat wat Hij van ons vraagt? Maak dat je kat maar wijs!
Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle mensen. (18)Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. (19) Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. (2.) (20)Maar, indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen. (21) Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.”
En we mogen tegelijkertijd bidden om de vernietiging van het kwaad. Om het behoud van mensen en als mensen zich niet bekeren, om redding van God, die recht zal spreken. Daarover gaan Psalm 140, 83 enz. En zo zijn de woorden van Jezus waar, zonder dat ze iets afdoen aan het karakter van God of aan de Psalmen. Heb je vijanden lief, haat ze niet. En bidt om recht en de ondergang van het kwaad. Dat is heel iets anders dan een specifiek iemand haten die je vervolgt, die niet van God wil weten, hem haten in plaats van voor hem te bidden, hem eten en drinken te geven enz... en om zijn ondergang te bidden. Je bidt om zijn bekering. En je weet dat God ooit het kwaad zal vernietigen en hen die zich niet bekeren.
Lees eens wat Abraham deed met de ontvoerders van zijn naaste. Lees eens hoe God hem daarna zegende.
Lees eens wat Mozes deed met de vijand van zijn naaste en hoe God juist deze man uitkoos. Lees wat Samuel de man van God deed op Gods bevel. Lees wat David deed en daarvoor steeds gezegend werd. Lees wat er over Jezus geprofeteerd is. Lees de strafwetten. Lees eens de Bijbel met een onbevangen blik.
1 Sam. 17 schreef: 43 De Filistijn zei tegen David: Ben ik een hond, dat je met stokken naar mij toe komt? En de Filistijn vervloekte David bij zijn goden.
44 Daarna zei de Filistijn tegen David: Kom naar me toe, dan zal ik je vlees aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren op het veld.
45 Maar David zei tegen de Filistijn: U komt naar mij toe met een zwaard, met een speer en met een werpspies, maar ik kom naar u toe in de Naam van de HEERE van de legermachten, de God van de gelederen van Israël, Die u gehoond hebt.
46 Op deze dag zal de HEERE u in mijn hand overleveren. Ik zal u verslaan en uw hoofd van u wegnemen. Ik zal deze dag de dode lichamen van het leger van de Filistijnen aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren van de aarde, en heel de aarde zal weten dat Israël een God heeft.
47 En deze hele gemeente zal weten dat de HEERE niet door zwaard of door speer verlost, want de strijd is van de HEERE. Hij zal u in onze hand geven.
48 En het gebeurde, toen de Filistijn opstond en naar voren kwam, David tegemoet, dat David snel naar de gevechtslinie liep, de Filistijn tegemoet.
49 Vervolgens stak David zijn hand in de tas, nam daar een steen uit, slingerde die weg, en raakte de Filistijn daarmee tegen zijn voorhoofd, zodat de steen in zijn voorhoofd drong en hij met zijn gezicht ter aarde viel.
50 Zo overwon David de Filistijn met een slinger en met een steen, hij versloeg de Filistijn en doodde hem. Maar een zwaard had David niet in zijn hand.
51 Daarom snelde David naar voren en ging bij de Filistijn staan. Hij nam diens zwaard, trok het uit zijn schede en doodde hem en hij hakte zijn hoofd ermee af. Toen de Filistijnen zagen dat hun held dood was, vluchtten zij.
52 Toen stonden de mannen van Israël en Juda op, juichten en achtervolgden de Filistijnen tot waar u bij de vallei komt en tot bij de poorten van Ekron. De Filistijnen vielen dodelijk gewond op de weg van Saäraïm, tot aan Gath en tot aan Ekron.
53 Daarna keerden de Israëlieten terug van de felle achtervolging van de Filistijnen, en zij plunderden hun legerkampen.
Liet David alles over aan God? Of riep hij dat de strijd van de Heer is terwijl hij tegelijkertijd met een zwaard in de hand Gods vijanden, en die van zijn naasten, een kopje kleiner maakte? Je kunt fantaseren wat je wilt maar het Bijbelse verslag blijft hetzelfde en God veranderd nooit.