mealybug schreef:
Wat is dat voor flut-vertaling?
Het gaat om het Hebreeuwse woord chèsèd, dat zoiets betekent als verbondstrouw of genade.
'' Zweer toch bij de HEER, jullie God, dat ik jullie genade, verbondstrouw, genade heb bewezen. Zweer het me en bewijs dan ook verbondstrouw, genade, aan het huis van mijn vader.
Wat Rachab hier dus eigenlijk vraagt is, dat zij, met haar hele familie zal worden opgenomen in het verbond dat de HEER met Israël gesloten heeft. Ze speelt daarbij hoog spel, want het verbond met Israël was echt een verbond van genade dat de HEER zonder voorwaarden vooraf met Israël sloot. Hij deed dat niet omdat Israël dat verbond verdiend had, maar eigenlijk zegt Rachab dat hier wel. Omdat ik verbondstrouw heb getoond geloof ik dat ik ook bij het verbond mag horen.
Maar hoog spel of niet, ze krijgt wat ze vraagt! De spionnen zweren op hun eigen leven dat ze gespaard zal worden, als ze zich tenminste aan de door hen gestelde voorwaarden houdt.
*Rachab sluit dus op het scherp van de snede een verbond met het volk Israël.
Bron: Bas vd Graaf
Nou dit verhaal is... onlogisch en te veel gespeculeer. Inleg en geen uitleg.
HSV:
Joz. 2:12 schreef:12Nu dan, zweer mij toch bij de HEERE, omdat ik goedertierenheid aan u bewezen heb, dat u ook goedertierenheid zult bewijzen aan het huis van mijn vader, en geef mij een teken van trouw
In de woordverklaringen kom ik steeds iets tegen wat niet de nadruk legt op verbond maar op goedheid, trouw, vriendelijkheid. Dit gaat over een eed, een belofte. Mocht iemand hier dan een verbond in zien dan is het hoogstens EEN verbond zoals er vele verbonden bestonden.
Maar konden verkenners in naam van God naar eigen inzicht mensen in HET verbond van God en Israël opnemen? Dat kan geen enkel mens aangezien God zelf dit verbond heeft opgesteld. Geen mens heeft zo'n volmacht. Bovendien verbood God juist om ook maar enig verbond te sluiten met de inwoners van Kanaän. Lees ook Joz. 9 hierover.
6En zij gingen naar Jozua, naar het kamp in Gilgal, en zij zeiden tegen hem en tegen de mannen van Israël: Wij zijn uit een ver land gekomen. Nu dan, sluit een verbond met ons.
7Toen zeiden de mannen van Israël tegen de Hevieten: Misschien woont u wel in ons midden, hoe kunnen wij dan een verbond met u sluiten?
Door een list sluiten deze mensen een verbond met Israel. Nog altijd heel wat anders dan dat ene Verbond waar zij geen deel aan kregen.
24Zij antwoordden Jozua: Omdat aan uw dienaren uitdrukkelijk was verteld dat de HEERE, uw God, Zijn dienaar Mozes geboden heeft om u heel dit land te geven en alle inwoners van het land voor u weg te vagen, zijn wij vanwege u heel bevreesd geworden voor ons leven. Daarom hebben wij dit gedaan.
25En nu, zie, wij zijn in uw hand. Doe zoals het goed en zoals het juist is in uw ogen met ons te doen.
26Aldus deed hij met hen, en hij redde hen uit de hand van de Israëlieten, zodat zij hen niet doodden.
27Zo maakte Jozua hen op die dag houthakkers en waterputters voor de gemeenschap, en voor het altaar van de HEERE, op de plaats die Hij uitkiezen zou, tot op deze dag.