de mens heeft een vrije wil, anders zou het God's / adams verantwoording zijn en niet de onze dat we verloren gaan.
Hierin verschil ik met jou van mening. De mens had een vrije wil, na de val echter niet meer. Duidelijk blijkt dat o.a. uit de volgende schriftgedeelten:
Ps. 14:2,3: "De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet een."
Joh. 3:18: "Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden."
Ef. 2:1-9:
"En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden;
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid;
Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen;
Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft,
Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden)
En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus;
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave;
Niet uit de werken, opdat niemand roeme."
Ik kan door middel van redenatie het tegendeel aantonen: God zegt in de profeten nogal eens "Ik zal...", bijvoorbeeld in Jer. 31:33-34 "Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken."
Als de mensen nu een vrije wil hebben, blaast God hier wel erg hoog van de toren (met eerbied gezegd), het is immers nog afwachten of de mensen gewillig zullen zijn...
Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. (Hebr. 4:16)