In Exodus 33:18-23 lezen we dat Mozes de heerlijkheid des HEREN wil zien.
Exodus 33:18-23
18 Maar hij zeide: Doe mij toch uw heerlijkheid zien. 19 Hij nu zeide: Ik zal mijn luister aan u doen voorbijgaan en de naam des HEREN voor u uitroepen: Ik zal genadig zijn, wie Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontferm. 20 Hij zeide: Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven. 21 De HERE zeide: Zie, bij Mij is een plaats, waar gij op de rots kunt staan; 22 wanneer mijn heerlijkheid voorbijgaat, zal Ik u in de rotsholte zetten en u met mijn hand bedekken, totdat Ik ben voorbijgegaan. 23 Dan zal Ik mijn hand wegnemen en gij zult Mij van achteren zien, maar mijn aangezicht zal niet gezien worden. (NBG'51)
Op de vraag van Mozes om de heerlijkheid van de HERE te zien, zegt de HERE tegen Mozes dat dit onmogelijk is: "Geen mens zal Mij zien en leven."
Ik heb me altijd afgevraagd: hoe kon Mozes deze vraag toch aan de HERE stellen? Had hij dit antwoord van de HERE niet kunnen weten? God sprak rechtstreeks tot Mozes; was dit voor hem niet genoeg? Is deze vraag van Mozes een zonde van Mozes?