mealybug schreef:
Hoe kan een paus zichzelf nog serieus nemen, wanneer hij leert dat niemand tot God komt dan alleen door Jezus, de Christus.
Of leert hij dat niet?
Hi mealybug,
Het antwoord op die vraag heb jijzelf al laten doorschemeren in je topic
Ga uit van haar, mijn Volk! toen je schreef:
Babylon staat helemaal niet voor duisternis etc, maar voor religie. .
Overigens kun je de term (geestelijke) duisternis ook wel overeind houden, aangezien het bij Babylon om valse religie gaat, een systeem dat al sinds de Spraakverwarring aan de teugel wordt geleid door de demonen,
de goddeloze geestenkrachten, in de hemelsferen, de wereldheersers van deze duisternis.
(Ef 6:12).
Wie moet bij de woorden van de Apocalyps -
De Grote Hoer die op vele wateren is gezeten, met wie de koningen der aarde hoererij bedreven en zij die de aarde bewonen dronken werden gemaakt uit de wijn van haar hoererij - niet in de allereerste plaats aan het moorddadige RK-systeem denken, daarbij feodale heersers voor haar karretje spannend, met name tijdens de Inquisitie?
Zie
Op 17:15-18 >
De Vrouw die je zag is de Grote Stad die een koninkrijk op de koningen der aarde heeft. Trouwens, ooit stilgestaan bij Op 17:4 >
De vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud en edelgesteente en parels, in haar hand hebbend een gouden beker die vol was van gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. Velen hebben in hun commentaren op deze beschrijving terecht moeten denken aan het beeld van het pauselijke Rome, waar de kardinalen op een opvallende wijze evenzo gekleed gaan.
Zie event
Op 17:3-4Degenen die nu wellicht van mening zijn dat we het verleden moeten laten rusten, verwijs ik toch ook nog maar even naar Op 18:4-10.
De niet meer zo verre toekomst laat dit lot voor het Grote Babel zien >
4 En ik hoorde een andere stem uit de hemel, zeggend: Komt uit, mijn volk, uit haar; opdat jullie niet mede deelhebben aan haar zonden en uit haar plagen niet ontvangen. 5 Want haar zonden werden opgestapeld tot aan de hemel en
God bracht zich haar ongerechtigheden te binnen. 6 Vergeldt haar zoals ook zij vergold; en doet het dubbele, tweemaal de dingen naar haar werken. In de beker in welke zij mengde, mengt voor haar het dubbele. 7 In de mate waarin zij zich verheerlijkte en leefde in lichtzinnigheid, geeft haar zoveel pijniging en rouw. Want in haar hart blijft ze zeggen: Ik zit als koningin, en ik ben geen weduwe, en rouw zal ik beslist niet zien. 8 Om die reden zullen op één dag haar plagen komen: dood en rouw en honger; en zij zal met vuur verbrand worden. Want sterk [is] de Heer God die haar oordeelde. 9 En de koningen der aarde die hoererij met haar bedreven en losbandig leefden, zullen wenen en zich over haar in droefheid slaan, wanneer zij de rook van haar brand zullen zien, 10 van verre staande vanwege de vrees van haar pijniging, terwijl zij zeggen: Wee, wee, de Grote Stad, Babylon de sterke Stad, want in één uur kwam je oordeel.