moderngelovige schreef:Als je het allemaal overdenkt: Met de kennis en de bril van nu kijken we ernaar.
Luther was net zoals wij allen een feilbaar mens, zondaar.
Beste refo,s doe niet te krampachtig over Luther, daarvoor zit ook pakweg 1500 jr. kerkgeschiedenis!
De kerkgeschiedenis begon niet bij de reformatie
Evenzo begon de geschiedenis der Joden - met name bij hun voorouders die toen nog vooral bekend stonden als de Israëlieten, of "de zonen van Israël" - niet bij hun verwerping [door het merendeel] van de eigen Messias.
Vanaf de Exodus reeds openbaarden zich onder hen twee groepen:
- een overgrote meerderheid van ontrouwen [jegens hun God Jahweh].
- een minderheid die Hem getrouw wilde dienen en aanbidden.
Op die minderheid berust de term "Rest" of "Overblijfsel".
Het is Israël precies zo vergaan als de vele Oudtestamentische profetieën ver tevoren hadden aangekondigd. Daarin is steeds weer een bepaald patroon te herkennen:
Vanwege hardnekkig ongeloof, ontrouw en verzet tegen hun God Jahweh - een houding die tenslotte zou uitmonden in een complete verharding van hun hart en geest - zou Jahweh hen zwaar tuchtigen. Hij zou zijn volk als het ware van zich wegjagen. Hoe? Door toe te staan - overigens nooit buiten zijn regie om - dat zij op gewelddadige wijze verdreven zouden worden, verstrooid onder alle volken, om daar heel lang als ballingen te verblijven.
Want een weggejaagde vrouw heeft men u genoemd:
Dat is Sion naar wie niemand zoekt. -Jr 30:17
Maar in dit zelfde vers wordt ook een herstel beloofd:
Want ik zal voor u herstel teweegbrengen, en van uw slagen zal ik u genezen, is de uitspraak van Jahweh.
Het Overblijfselbegrip heeft zowel in het OT als het NT te allen tijde betrekking op het natuurlijke volk Israël.
Toen bijvoorbeeld de profeet Elia meende dat hij als de enige getrouwe was overgebleven, te midden van een volk dat tot de afgodische Baälaanbidding was vervallen, hielp God hem die verkeerde gedachte opzij te zetten, door op te merken:
Ook heb ik in Israël doen overblijven zeven duizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baäl, en alle mond, die hem niet gekust heeft (1Kn 19:18).
Later, in Rm 11:2-5, zou Paulus verwijzen naar die 7000 als een overblijfsel, door op te merken dat er evenzo, ook in de tegenwoordige tijd, een overblijfsel tot bestaan is gekomen, naar een verkiezing der genade.
Ook toen betrof het een minderheid onder de Joden die Jezus als hun Messias aanvaardden, geplaatst tegenover een meerderheid onder het volk die hem in ongeloof afwees.
Die minderheid, "het uitverkoren deel", ontving datgene wat Israël altijd had nagejaagd, t.w. een rechtvaardige positie bij God, en dat niet dankzij verdienstelijke werken, maar volgens genade en uit geloof. De ongelovige meerderheid geraakte daarentegen in een toestand van verharding en werd door God "opgesloten in ongehoorzaamheid".
Zie: Rm 11:6-8, 30-32.
Volgens de profetie in Jesaja, hoofdstuk 10, zal er nog eenmaal zo’n joods overblijfsel verschijnen, wanneer in de "laatste dagen" een Rest zich in geloof tot hun ware Messias, Jezus, wendt:
Slechts een overblijfsel zal terugkeren, het overblijfsel van Jakob, tot de Sterke God. Want al zou uw volk, o Israël, als de zandkorrels der zee blijken te zijn, slechts een overblijfsel onder hen zal terugkeren.
Zie Js 2:1-2; 10:21-22.
Nu moeten wij vooral niet denken dat de situatie onder de Heidenvolken, de Gojim buiten Israël, gunstiger is. Uit Rm 3:19 vernemen wij dat Israël in dit opzicht een 'rolmodel' vervult:
Wij weten echter dat alle dingen die de Wet zegt, tot hen spreekt die onder de Wet zijn, opdat elke mond gestopt en de hele wereld strafwaardig voor God wordt.