Een ervaringsverhaal: Mijn moeder, die toen nog 'Getuige' was, bleef echter steeds bij ons komen (mijn vader was al overleden voordat wij stopten met de 'Getuigen'). Daarop werd door de ouderlingen van haar gemeente gezegd dat wij slecht gezelschap ware, en dat het niet goed was om bij ons te zijn. Zij ging daar tegen in met het gevolg dat ook zij, na 39 jaar trouwe dienst, werd uitgesloten.
Onze verdere familie, die 'Getuigen' zijn, mijden ons als de pest. Wij zijn 'dood' voor hen, daar wij de organisatie niet meer erkennen als Gods enige ware organisatie die door de Heilige Geest wordt geleid. Aan de andere kant hebben wij toch ook nog contacten met inaktieve 'Getuigen', die nog niet uitgesloten zijn. Als die contacten ontdekt worden, worden ook deze mensen uitgesloten. Wat betreft de sfeer in de gemeenten: iedere gemeente is weer anders, alleen de leer is dezelfde.
Wat bracht u er toe te gaan twijfelen aan de juistheid van de weg die u was gegaan? Dat was de uitleg van bepaalde bijbelgedeelten. Een daarvan is 1 Thess.4:13-18 waarvan vooral vers 16-17: 'en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, SAMEN MET HEN op de wolken weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht'. Het gaat hier over de KOMST van de Heer (vers 15). Bij de getuigen-bijbel, de Nieuwe Wereld Vertaling, wordt hier het woord PAROUSIA hier vertaald met 'tegenwoordigheid'. Deze 'tegenwoordigheid' begon volgens de 'Getuigen' omstreeks 1 oktober 1914. Bij deze tegenwoordigheid zouden volgens Paulus de gestorvenen in Christus eerst opstaan. Dan zou dat volgens de conclusie op 1 oktober 1914 moeten zijn. Maar de 'Getuigen' zeggen dat de eerste opstanding in de lente van 1918 heeft plaatsgevonden. (de eerste opstanding is volgens de 'Getuigen' slechts van toepassing op de gezalfde 144.00). Het grootste deel van de gezalfden, dus de uitverkorenen vanaf 33 na Christus tot en met 1918 die dus gestorven waren, stond pas op in 1918. En de levenden, het overblijfsel van de 144.000, bleven gewoon op de aarde en werden niet veranderd. Dat gebeurt pas bij hun sterven. Zij gaan dus 'druppels-gewijs' naar de hemel. Dit alles klopt niet met de woorden van Paulus. Hij zei dat de levenden en de doden tegelijk zouden gaan. Dus hun hele theologie over dit punt klopt niet.
Ook de chronologie wat betreft de tijden der heidenen (Lukas 21:24) is onjuist, waarbij het principe 'een dag voor een jaar of een jaar voor een dag' (Num. 14:34, Ezech. 4:6) wordt genomen. Als men dat slechts voor één bijbelse periode doet, is men niet consequent. De 'twee-klassenleer' zette mij eveneens aan het denken en ik kwam tot de overtuiging dat er in deze tijd (de tijd van 33 na Christus tot heden) niet een hemelse EN een aardse hopp of verwachting is, of roeping, maar dat er voor alle christenen maar één roeping van God uitgaat tot de mensen om zich tot Hem te bekeren.
Het hele verhaal staat
hier