In Numeri 16 las ik over de aangrijpende gebeurtenissen omtrent Korach:
En het geschiedde, als hij geeindigd had al deze woorden te spreken, zo werd het aardrijk, dat onder hen was, gekloofd;
En de aarde opende haar mond, en verslond hen met hun huizen, en allen mensen, die Korach toebehoorden, en al de have.
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente.
En het ganse Israel, dat rondom hen was, vlood voor hun geschrei; want zij zeiden: Dat ons de aarde misschien niet verslinde!
Daartoe ging een vuur uit van den Heere, en verteerde die tweehonderd en vijftig mannen, die reukwerk offerden.
En dan zijn er nog mensen die durven blijven beweren dat de hel niet bestaat, omdat het niet genoemd wordt in de Bijbel.
Als ik een dergelijke geschiedenis in de Bijbel lees, kan ik er niet aan ontkomen dat God een rechtvaardig God is, die de zonden niet door de vingers kan zien.
Maar nu staat er dat zijn kinderen niet stierven.
Ik vond een citaat van wijlen ds. Lamain hierover:I. Waarom sterven Korachs kinderen niet?
In Job 14: 4 staat toch: "Wie zal een reine geven uit de onreine? Niet één". En in Psalm 51: 7: "Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen". Ja, de apostel Paulus zegt toch in Eféze 2: 3 : "En wij waren van nature kinderen des toorns gelijk ook de anderen". Altijd waar, in Adam, ons verbondshoofd, allen verdoemelijk voor God. Dan is er geen onderscheid. Allen even zwaar gezondigd en allen even diep van God afgevallen en de satan, de zonde en onszelf toegevallen. Alle mond gestopt, en de ganse wereld verdoemelijk voor God. Maar naar Gods souvereine en vrijmachtige genade maakt God onderscheid, daar, waar geen onderscheid is. Zo ook hier. Door Gods souvereine genade zijn die kinderen verschoond. Wat een eeuwig wonder. Het lag dus niet in die kinderen, maar het lag in God.
Dat was nu voor die kinderen van Korach de enige oorzaak en reden, als ook voor hun geestelijke familie. 't Is alleen door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen. Alles van de mens valt daarbuiten. Het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods. O, lag het in een mens, niet één mens kwam ooit tot de gemeenschap Gods in Christus. Wij hebben in de val afscheid van God genomen en alles wat in ons is, staat tegen God gekeerd en gekant. Vijanden van God en van de vrije genade zijn wij geworden in de val. In de goddeloosheid is dat waar, maar ook niet minder in de godsdienst.
Denk alleen maar aan de oudsten zoon uit Lukas 15. Ik heb nooit uw gebod overtreden en heb ooit een bokje gehad om met mijn vrienden vrolijk te zijn. Die oudste zoon wilde een bok, maar heeft nooit betrekking gehad op het gemeste kalf. En bokken deelt God niet uit, maar het gemeste kalf wordt geslacht voor degenen, die als de verloren zoon terugkeren.
Zoekt die oudste zoon niet al te ver weg, maar leert hem in eigen hart kennen door de ontdekking des Heiligen Geestes. Dat die souvereine genade ons niet tot een steen des aanstoots en rots der ergernis mocht zijn, maar tot aanbidding en dankzegging van de Drie-enige God. Door de liefde Gods wordt de vijandschap gebroken en voor het welbehagen Gods ingewonnen.
Heeft één van jullie een waardevolle toevoeging? Er zijn van die geschiedenissen die soms wat ondersneeuwen, of minder bekend zijn.