Lukas schreef:O, maar daar ben ik het volledig mee eens. In de loop der tijd worden bepaalde zaken geopenbaard die daarvoor nog niet bekend waren. Wat betreft Petrus in Handelingen 10 was dit dat de heidenen ook deel kregen aan het heil.
Het is juist het dispensationalisme dat hier de aandacht op vestigt (voortschrijdende veranderingen van de 'huisregels' van God).
Dat is dan niet zo goed gelezen. Misschien is het wat onduidelijk geworden omdat het over een paar reacties heenliep.
Ik zal het nogmaals uitleggen, hopelijk komt het over:
Er werd (door Bambi) gesteld dat Christus in Mateus 15 de spijswetten opgeheven zou hebben (niet alles wat de mond binnengaat...etc)
Mijn reactie daarop was:
STEL dat dat waar zou zijn, dus stel dat Christus de spijswetten in mat 15 opgeheven heeft.
WAAROM houdt Petrus zich dan in handelingen 10 nog steeds aan de spijstwetten? Uit hetgeen wat Petrus in die passage zegt kun je m.i. met zekerheid opmaken dat hij die wetten hield (ik neem aan dat daar geen verschil van mening over is).
Dat zou dan toch totaal onlogisch zijn. Christus heft de spijswetten op, maar de discipelen houden die nog steeds. Zou Jezus dan varkensvlees gegeten hebben en de discipelen alleen kosher? Dat leidt toch tot onzinnige zaken?
Het is dus in DIE context dat ik schrijf: "Hoe kun je aannemen dat de apostelen geleid werden door de Geest als ze dergelijke onwetendheid tonen?"
De conclusie is daarom: Christus hief in mat 15 de spijswetten NIET op.
(want dat zou tot allerlei onzinnigheden leiden zoals ongehoorzame onbetrouwbare apostelen, etc)
Hopelijk is het dan zo duidelijk.
Ik snap echt wel dat Petrus in hand 10 een openbaring kreeg mbt. het toelaten van de heidenen, iets wat Petrus daarvoor nog niet wist. Dat was juist in het topic van dispensationalisme al door mij aangevoerd als bewijs dat de heidenen pas in handelingen 10 deel kregen in het heil, en niet in handelingen 2 zoals wel beweerd wordt.
Oh nu snap ik waar ze dat vandaan hebben dat Petrus de spijswetten hield. Hij hield ze waarschijnlijk tot dan.
Galaten 2
11 Maar toen Kefas te Antiochië gekomen was, heb ik mij openlijk tegen hem verzet, omdat het ongelijk aan zijn kant was. 12 Want voordat sommigen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij met de heidenen aan één tafel, maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor de besnedenen. 13 En [ook] de overige Joden huichelden met hem mede, zodat zelfs Barnabas zich liet medeslepen door hun huichelarij. 14 Maar toen ik zag, dat zij niet de rechte weg bewandelden naar de waarheid van het evangelie, zeide ik tot Kefas ten aanhoren van allen: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidens en niet naar Joods gebruik leeft, hoe kunt gij dan de heidenen dwingen zich als Joden te gedragen?