Boerin schreef:Heidenen werden joden genoemd, omdat het en een geloof en een volk is. Zij hingen dat geloof aan en ze konden toen niet christen genoemd worden. Maar als Paulus zegt: Niet allen die uit Israel zijn, zijn Israel, heeft hij het over niet alle nakomelingen dienen God.
Er heeft altijd een christelijk joods volk bestaan, er is altijd een rest overgebleven.
De landsbelofte is voor hen en ook voor degenen die nog steeds niet Jezus accepteren. Eerst worden de beenderen tezamen gevoegd voordat de Geest uitgestort kan worden (Ezechiel 37).
Wij hebben alle beloften en de zegen van Abraham, wij kunnen het geestelijk beloofde land binnengaan, maar God heeft niet de christenen verstrooid en brengt ze terug. Als je alles vergeestelijkt, klopt een hele hoop niet meer. Zo wordt er waar ik kom gepreekt over opwekking, God gaat de dorre doodsbeenderen opwekken, dat zijn wij dan, de kerk, gefeliciteerd met je bekering, je bent nu een dor doodsbeen. Dat slaat gewoon helemaal nergens op. Ja op de derde dag (na 2000 jaar) wekt God ons op en brengt Hij ons terug bij Hem nadat we al die tijd zijn afgeweken. Dat slaat toch overduidelijk op Israel en nergens worden heidenen joden of Israel genoemd in het N.T. en Jakob slaat al helemaal overduidelijk op natuurlijk Israel: the time of Jacob's trouble.
Romeinen 11
Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet! Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken. 12 Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!
13 Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, 14 dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees (en bloed) mocht opwekken, en enigen uit hen behouden. 15 Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden?
Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, 26 en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat:
De Verlosser zal uit Sion komen,
Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden.
27 En dit is mijn verbond met hen,
wanneer Ik hun zonden wegneem.
28 Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. 29 Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk.
Paulus zei tegen de christenen: ik spreek tot u heidenen. Heiden betekent niet ongelovige, dat betekende het voordat Jezus kwam, omdat toen die heidenen God meestal niet dienden.
De gemeente heeft altijd bestaan uit joden en heidenen, alleen zie je door de bomen het bos niet meer.
Er bestaat geen Christelijk Joodse Volk! Tot in de 19e en wellicht zelfs 20e eeuw waren alle bekeerde Joden feitelijk Jood af omdat ze Christen waren geworden. En voor veel Joden geldt dat eigenlijk nog steeds. Vandaar ook dat er voor Christelijke Joden geen recht op terugkeer naar Israël is. Gevolg is dat 2 millenia lang binnen een paar generaties er geen Joodse identiteit meer herkenbaar was bij nazaten van bekeerde Joden. Alleen het nationalisme dat in de 19e en 20e eeuw zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in natievorming kan de huidige situatie waarin Messiaans Joodse gemeenten bestaan verklaren.
Op het moment dat de beloften aan Abraham, Isaäc en Israël enkel een questie is van genetica, rijst de vraag wie er recht op heeft:
- Iedere nazaat hetzij in mannelijke, hetzij in vrouwelijke lijn?
- Alleen in mannelijke lijn?
- Alleen in vrouwelijke lijn?
Of moet ook religie een rol krijgen?
Wat vaak wordt vergeten is dat het Jodendom ook alle eeuwen door haar bekeerlingen heeft gemaakt. Dat betekent dat een als men alleen een patrilineaire of matrilineaire lijn voor zou staan een heleboel Joden af zouden vallen.
Komt het aan op iedere nazaat, dan rest de vraag hoe weet je of niet ook iedere Nederlander recht heeft op een vierkante millimeter van het land Israël? Een zekere koning uit de middeleeuwen is statistisch gezien de voorouder van alle huidige Europeanen. De bekeerde Joden uit de antieke oudheid in heel het Romeinse Rijk overstijgt daarin die ene persoon ruimschoots in het aantal mogelijke nakomelingen.
Bij het genetisch element komt ook de vraag hoe het zit met de nakomelingen van Hagar en Kethura. En natuurlijk met de weggezonden kinderen uit het boek Ezra (cap. 10). Als je dan met Paulus gaat zeggen dat er kinderen des vlezes zijn en kinderen der beloftenis (Rom. 9: 8 ), hoe kun je dan de (geestelijke) nazaten van de Pharizeeën als kinderen der beloftenis zien en voorbijzien aan het zaad (Gal. 3: 16)?
In de kanttekeneningen bij de statenvertaling staat over de dorre dode beenderen:
“Versta, dorre dode beenderen van verstorven mensen, gelijk volgt. Door dit gezicht en het volgende teken van twee stukjes hout, heeft God willen verzekeren de vervulling der genadebeloften, die in het voorgaande wijdlopig gedaan zijn, zo van de lichamelijke verlossing uit Babel als van de geestelijke door den Messias en de vergadering der algemene kerk uit Joden en heidenen, hetwelk alles het begrip en vermogen van den mens teboven ging, om zijn volk te leren dat het Hem [als den almachtigen God] zo licht is zulks alles te volbrengen als doden op te wekken en levend te maken, [waarvan God hier een levendig beeld tot het geloof zijner kerk, voorstelt] en twee stukjes hout samen te voegen.”
Deze uitleg lijkt sterk op wat Paulus zegt, vergl. bijv. Eph. 5: 14 met Jes. 60: 1-2 of vergl. Rom. 9: 25 met Hosea 1:10.
Ezechiel 37 wordt door aanhangers van de bedelingenleer daarentegen vaak misbruikt in verband met het sprookje van de verloren 10 stammen (1 Kron. 9: 1-2; Ezra 2: 70; 6: 16-17; 8: 25, 35; Neh. 12: 47; Matth. 10: 5-6; Luc. 2: 36; Hand. 2: 36; 10: 36; 26: 7; Jac. 1: 1)
Tot slot wil ik er op wijzen dat Jacobus zijn brief stuurde aan de twaalf stammen in de verstrooiing (Jac. 1:1). Uit bijv. Jac. 2: 1 en 5: 10 blijkt overduidelijk dat zijn brief aan Christenen gericht is. Dus Israël is in de brief van Jacobus Christelijk, niet Pharizeïsch. Eveneens is het spreken over een “rest” of “overblijfsel” niet zo onschuldig: Jes. 10: 20-23; Jer. 31: 7. En de beloften aan Abraham waren altijd al geestelijk: Hebr. 11: 9-16.