mealybug schreef:Waarom beweer je dat 'de babydoop' in plaats van de besnijdenis is gekomen? Werden meisjes in Israël óók besneden? Of..
Ik probeer het nog maar een keer ;
Petrus legt uit wat er bij de Doop gebeurd wanneer hij zegt: “Bekeert u allen, en laat u dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergiffenis uwer zonden; dan zult gij de gaven ontvangen van den Heiligen Geest.” (Hand. 2: 38). Hier staat geen beperking bij voor kinderen. Hij voegt eraan toe: “Want voor u is de belofte; ook voor uw kinderen, en voor allen die van verre zijn: voor allen, die de Heer onze God Zich zal roepen” (2: 39). Er staat ook: “Nu dan, wat draalt ge? Sta op, laat u dopen, en uw zonden afwassen onder aanroeping van zijn Naam.” Deze geboden zijn universeel, en niet beperkt tot volwassenen. Deze geboden maken ook duidelijk dat er een noodzakelijke verbinding is tussen Doop en verlossing, een verbinding die expliciet genoemd wordt in 1 Pet. 3: 21
De historische Christelijke Kerk heeft er altijd aan vast gehouden dat Christus’ wet voor volwassenen geldt evenals kinderen, want Jezus heeft gezegd dat niemand ingaat in het koninkrijk van God tenzij hij wordt geboren wordt uit water en Geest (Joh. 3: 5). Zijn woorden kunnen we toepassen op een ieder die tot het koninkrijk der hemelen behoort. Hij verzekerd die kinderen zelfs: “Laat de kinderen begaan, en belet ze niet, tot Mij te komen; want het rijk der hemelen is voor hen, die zijn zoals zij” (Matt. 19: 14).
Deze gebeurtenis wordt door Lucas gedetailleerder beschreven, hij schrijft: “Men bracht zelfs de kinderen naar Hem toe, opdat Hij ze aanraken zou. Toen de leerlingen dit zagen, wezen ze hen af. Maar Jezus riep ze naar Zich toe, en sprak: “Laat de kinderen bij Mij komen, en houdt ze niet tegen. Want het koninkrijk Gods is voor hen, die zijn zoals zij” (Luk. 18: 15-16).
In de grondtekst van Lukas 18 vers 15 staat: “Men bracht zelfs baby’s naar Hem toe” (Grieks: de prospherō autos kai brephos). Het woordje ‘brephos’ betekent een pasgeboren kind, baby of heel klein kind, heel duidelijk dat het dus gaat om kinderen die niet uit zichzelf naar Hem toe kunnen komen en die niet een bewuste keuze kunnen maken om “Jezus Christus als hun Heer en Redder aan te nemen”. En dat is nu precies het probleem. Baptisten weigeren de Doop aan baby’s en kleine kinderen, omdat die kinderen nog niet in staat zijn om zo’n een bewuste keuze te maken. Maar lees wat Jezus zegt: “Want het koninkrijk Gods is voor hen (verwijzend naar die kleine kinderen en baby’s). De Heer eist helemaal niet dat ze een bewuste keuze maken. Hij zegt dat juist dat soort mensen tot Hem kunnen komen en opgenomen worden in het koninkrijk der hemelen.
Paulus zegt verder dat de Doop in plaats van de Besnijdenis is gekomen (Kol. 2: 11-12). In die passage verwijst hij naar de Doop als de “besnijdenis van Christus” en als de “een besnijdenis, die niet met de handen verricht wordt.” In de regel waren het baby’s die besneden werden onder het Oude Verbond; besnijdenis van volwassenen was heel zeldzaam, aangezien er erg weinig bekeerlingen waren tot het Jodendom. Wanneer Paulus de baby’s wil uitsluiten, dan zou hij nooit de besnijdenis als vergelijking gekozen hebben.
Deze vergelijking tussen wie besneden kan worden en wie gedoopt mag worden is heel gepast. In het Oude Testament moest je om Jood te worden in de God van Israël geloven en besneden worden, In het Nieuwe Testament moet je om christen te worden, geloven in God en Jezus en gedoopt worden. In het Oude Testament werden de kinderen in Joodse gezinnen besneden vooruitlopend op het Joodse geloof waarin ze werden opgevoed. Daarom is het ook dat in het Nieuwe Testament de kinderen van Christelijke gezinnen gedoopt kunnen worden, daarbij anticiperend op het Christelijke geloof waarin ze opgevoed worden. Het patroon is hetzelfde: wanneer je volwassen bent moet je eerst geloven, voordat je de rite van opname kunt ontvangen; wanneer je kind bent en dus te jong om te geloven, mag je het sacrament van opname in het volk van God ontvangen in de wetenschap dat je opgevoed wordt in het geloof. Dit is de basis voor Paulus verwijzing naar de “besnijdenis van Christus” – dat is de Christelijke equivalent van de besnijdenis.
Het Christendom was toen net begonnen – en er waren dus geen Christelijke families waarin mensen al van geboorte aan opgroeiden. Ook in de Nieuwtestamentische boeken die later geschreven zijn, in de eerst eeuw, lezen we toch nergens dat kinderen die opgevoed zijn in een Christelijk thuis, gedoopt worden op grond van het maken van “een keuze voor Jezus”. Het is veeleer zo dat aangenomen wordt dat de kinderen uit Christelijke gezinnen al Christen zijn, en dat ze al “gedoopt zijn tot de gemeenschap met Christus Jezus” (Rom. 6: 3). Wanneer de Kinderdoop geen regel zou zijn, dat hadden we verwijzingen in de Bijbel moeten hebben naar kinderen van Christelijke ouders die later tot de Kerk toetraden, nadat ze de leeftijd van de rede hadden bereikt, maar zoiets staat nergens in de Bijbel.
Er zijn in de bijbel zeker verwijzingen. In het Nieuwe Testament lezen we dat de purperverkoopster Lydia zich bekeerde na de prediking van Paulus en dat ze “gedoopt werd met haar hele huis” (Hand. 16: 15). En Crispus, de gevangenbewaarder, die door Paulus en Silas bekeerd werd tot het Christelijke geloof, werd gedoopt met al de zijnen. Er staat: “nog op hetzelfde uur van de nacht nam hij hen bij zich op, wies hun wonden, en werd toen onmiddellijk met al de zijnen gedoopt. (Hand. 16: 33). En in zijn groeten aan de Korinthiërs zegt Paulus: “ook Stefanas’ familie heb ik nog gedoopt”. (1 Kor. 1: 16).
In al deze gevallen werden hele huishoudens en families gedoopt. Dat is dus meer dan alleen de echtgenoot, maar ook de kinderen werden daarbij ingesloten. Wanneer de tekst in Handelingen zou refereren aan de gevangenbewaarder en zijn vrouw, dan zou er staan dat “hij en zijn vrouw werden gedoopt”, maar dat staat er niet. Dus moeten de kinderen eveneens gedoopt zijn. Hetzelfde geldt voor de andere gevallen in de Schrift waarin het hele huis werd gedoopt.
Toegegeven, we weten niet of die kinderen inmiddels de leeftijd van de rede bereikt hadden, misschien waren het oudere kinderen of tieners. Maar waarschijnlijk betrof het zowel heel jonge kinderen als ook oudere kinderen. Het is erg aannemelijk dat er ook kinderen bij waren die nog niet de leeftijd van de rede bereikt hadden, gezien het feit dat men in die tijd geen betrouwbare vorm van anticonceptie kende. Gezien de Nieuwtestamentische gewoonte waarbij het hele huis werd gedoopt zou je verwachten dat eventuele uitzonderingen, zoals het niet dopen van kleine kinderen en baby’s, genoemd zou worden.
De huidige praktijk komt helemaal overeen met de praktijk van de eerste Christenen. Origenes schrijf bijvoorbeeld in de derde eeuw dat: “volgens de gewoonte der Kerk geven we de Doop ook aan baby’s” (Preek over Leviticus 8:31:11). Het concilie van Carthago (253 na Chr.) veroordeelde de mening dat de Doop aan kinderen van minder dan 8 dagen oud onthouden moet worden. Later leerde Augtinus dat “De gewoonte van de Moederkerk om kinderen te dopen is zeker niet te weerspreken. . . noch is het te geloven dat deze traditie niet apostolisch zou zijn” (Letterlijke interpretatie van Gen. 10:23:39, 408 na Chr.).
Geen van de kerkvaders en concilies claimde dat de praktijk om kinderen te dopen tegen de Schrift of de Traditie inging. Ze waren het erover eens dat de praktijk van de Kinderdoop gebruik was en de gangbare praktijk sinds de eerste eeuw van de Kerk; de enige onzekerheid leek te bestaan over de vraag wanneer een baby’s exact gedoopt moest worden. Een ander bewijs dat Kinderdoop de gangbare praktijk in de Kerk was is het feit dat er geen geschrift is waarin vroege Kerkvaders de gewoonte van Christelijke ouders om hun baby’s te Dopen veroordeeld.
Het moge duidelijk zijn dat de leer van de volwassenedoop niet echt voorkomt uit de Bijbel, maar meer een gevolg is van de visie op onze redding die wederdopers hebben. Sterker nog, de Bijbel gebied om kinderen te dopen, dat zij ook deel hebben aan, en erfgenaam zijn van, het koninkrijk der hemelen. En de uitspraken van de vroege Kerkvaders en de praktijk in de Vroegchristelijke Kerk zijn overduidelijk. De Kerk zet slechts de traditie voort die door de eerste Christenen ingesteld werd, die schuilden bij Christus’ woorden: “Laat de kinderen bij Mij komen, en houdt ze niet tegen. Want het koninkrijk Gods is voor hen, die zijn zoals zij.” (Luk. 18: 16).