Boaz schreef:De doop is geen teken van het Nieuwe Verbond,
Als dat zo is, is de doop compleet overbodig want dan zegt het niks. Maar dat is natuurlijk niet zo. De doop is een teken van het nieuwe verbond, omdat het naar het volbrachte werk van Christus wijst en de afwassing van onze zonden in Hem.
Boaz schreef:(Nogmaals: als kinderen al in het verbond zitten, waarom hen dan weigeren aan de Maaltijd des Heren? Dit is inconsequent. Eerder kreeg ik hierop als antwoord omdat ze zichzelf niet kunnen onderzoeken, maar kijk dan eens naar al die betekenissen van de doop waar ze zich niet van bewust zijn? Wederom erg inconsequent!)
Dat is niet zo inconsequent als je zegt. Ik ben me heel bewust van mijn doop als baby, waar ik me overigens niets van herinner. Aangezien de doop je leven lang geldig blijft, kan dit dus prima. Het avondmaal daarentegen, is iets waar je tijdelijk iets aan hebt: we vieren regelmatig avondmaal en daarvoor is het nodig dat we ons beproeven en daarna eten en drinken tot Zijn gedachtenis. Dat kan inderdaad niet als je een baby bent en daarom nemen ze geen deel aan het avondmaal. Maar ze kunnen prima gedoopt worden, omdat ze hun hele leven nog hebben om de doop te verstaan. Doop en avondmaal zijn niet hetzelfde.
Boaz schreef:In Jer 31 staat heel duidelijk dat dit verbond het verbond op de Sinai vervangt, en niet het verbond met Abraham.
De doop vervangt daarom niet de besnijdenis, het is een teken van een oud, zondig leven afleggen, en opstaan in een nieuw leven met Jezus. De besnijdenis wordt niet aangekaart, omdat het nog gewoon bestaat, precies zoals God had gezegd is dat een eeuwig verbond.
De doop vervangt niet de besnijdenis voor joden, inderdaad. Maar weldegelijk voor gelovigen uit de heidenen. De bepaling voor heidenen om zich te laten besnijden vinden we nl. in Ex. 12:48, dus ruim na Abraham. Dat is dus afgeschaft en vervangen door de doop.
Boaz schreef:Het is niet voor niets dat je verderop in het NT leest over besnedenen (joden, die nog steeds een apart gezet volk zijn) en onbesnedenen. Joden zijn het volk van God, gelovigen uit Jood en heiden vormen het lichaam van Christus.
Zijn dat elkaar uitsluitende grootheden? Joden als volk van God en gelovigen uit Jood en heiden als lichaam van Christus? Nee, want de gelovigen in Christus worden ook volk van Hem genoemd (Tit. 2:14). Dit is te vergelijken met Ex. 19:5 waar dit over Israel gezegd wordt. Dit kun je uit vele andere teksten trouwens ook impliciet afleiden.
Boaz schreef:Dat zou wèl het geval zijn als God opeens het verbond met Abraham zou veranderen, maar Hij zegt Zelf in Zijn woord dat Hij dat niet doet. (Gal 3:15)
En aangezien Paulus het hier tegen gelovigen uit de heidenen heeft en ze onomwonden kinderen van Abraham noemt, betekent dit dat ze net zo goed tot het verbond met Abraham behoren. Je bent kind van Abraham en dus gaat het verbond met Abraham jou ook aan.
Boaz schreef:Het al-oude 'nu zijn wij (ook) Israel', is vervangingstheologie, en nog steeds springlevend. Als je niet Joods bent, moet je van het Verbond met Abraham afblijven, het verbond is niet voor jou, wèl de beloofde zegen.
Dat is absurd: het verbond is juist gegeven om de zegen te geven. Er is dus geen zegen zonder het verbond. In dat geval zou Paulus ook een vervangingstheoloog zijn: de heidenen waren eerst vervreemd van het burgerschap van Israel en van de verbonden, maar nu zijn ze nabij gekomen, zegt hij in Ef. 2:12-13. En nabij betekent hier niet: "net niet", maar dat betekent hier "voor jullie geldt het net zo goed". De scheidsmuur (nl. de wet, dus het Sinaiverbond) is afgebroken en dus zijn jood en heiden verenigd in 1 lichaam. Dus op hetzelfde niveau als met Abraham.
En wat te denken van Rom. 4:13? Daar breidt Paulus de landbelofte aan Abraham uit tot de hele kosmos. Juist omdat hij dat schreef aan jood en niet-jood gezamenlijk, geeft dit aan dat met de komst van Christus de vervulling van de belofte aan Abraham rijker en breder is dan vaak gedacht wordt. Dan te zeggen dat het verbond met Abraham ons niets aangaat, mist het punt dat de apostel in deze verzen wil maken.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)