Berichtdoor gravo » 14 sep 2013 23:33
Voor mij is het verhaal van de nauwe poort (uit mijn opvoeding ken ik het begrip "enge poort" beter) een illustratie van de moeilijkheid van het geloof.
Enerzijds zit die moeilijkheid in ons gebrek aan spontaniteit. Zouden we ons niet vol vreugde aan de blijde boodschap moeten overgeven dat God ons bemint en dat dat echt waar is, en bovendien nog genadig aan ons geschonken wordt zonder enige voorwaarde die te maken heeft met ons innerlijk of uiterlijk? Zouden we dit niet als een kind blij moeten aanvaarden, zoals het ook de liefde en de hulp van vader of moeder aanneemt? Wordt als een kind! Dat hoort bij die gelukkige en onvoorwaardelijke aanname van Gods gift aan ons! Maar dat komt nu juist zo weinig voor. Dat Gods genade en liefde zo simpel, gratis en zonder meer beschikbaar wordt gesteld...kunnen we eigenlijk niet geloven. We zijn die kinderlijkheid in kerk en geloof vaak helemaal kwijt. Zitten we weer te vergaderen, te tobben en te somberen, centen te tellen of verhitte stukjes op Refoweb te typen. Die tijd hadden we ook kunnen gebruiken om blij en dankbaar te zijn voor wat God ons gegeven heeft en wat Hij ons nog wil geven, lichamelijk en geestelijk. Maar dat blijkt dan toch een moeilijk begaanbaar pad te zijn. Het is kennelijk makkelijker om heel gewichtig en volwassen te doen, de brede weg te volgen zeg maar, dan de genade van God blij als een kind spontaan te ontvangen.
Er is nog een moeilijkheid met het geloof. Nog iets waarom het zo'n enge poort is. Geloof is namelijk alleen geloof, wanneer het ook echt alleen geloof is ("Geloof alleen!"). Ik bedoel dat God ons vertrouwen vraagt slechts op grond van de blijde boodschap, dat het Jezus Christus is die ons weer met God verzoent. En dat is problematisch, want er is geen gedaante of heerlijkheid aan Hem. We zien daar niets van. Evenals Abraham slechts op een stem, een krachtige boodschap kon reageren, zonder dat hij iets tastbaars, iets zichtbaars, een routebeschrijving, laat staan een garantie kreeg. Hij moest het alleen met die belofte doen!
Je zegt ja tegen God, maar dan? Wat heb je dan in handen? Ja, God, ik volg U. Ja, Jezus Christus, ik noem U mijn Heer en God! Maar wat dan? Wordt het dan opeens zichtbaar? Komt er dan wel een routebeschrijving naar het beloofde land? Wordt de belofte van God stante pede ingelost?
Nee! Die hele woestijnreis is toch een beeld van het onderweg zijn van Gods volk naar het beloofd land. Het is beloofd, maar ik zie het niet. Da' s ook niet eenvoudig. Om alleen maar met een belofte op pad te gaan. Moet je tegenwoordig is proberen! Het wantrouwen is groot onder de mensen. Het is een moeilijke, nauwe, enge weg.
Je bent geneigd om onderweg toch wat vastigheid, wat bevestiging te zoeken. Een houvast.
Je wilt iets in handen hebben. Je maakt een gouden kalf, of je wilt een teken van God, of je wilt het beloofde land hier en nu realiseren: laten we onze tent hier maar opzetten en niet verder trekken. Je wilt dingen zwart op wit. Het is zelfs mogelijk om je vertrouwen helemaal op de Bijbel te stellen, zonder in de gaten te hebben dat de Bijbel niet het einddoel van ons leven is, maar een middel tot het einddoel en dat is de ontmoeting met God zelf (denk aan de verloren zoon die op weg is naar zijn Vader). Hij bleef zich haasten, omdat hij nog niet thuis was. De Bijbelschrijvers zijn evenzeer mensen die de weg van het geloof hebben bewandeld en daarbij over hoge bergen gingen en door diepe dalen om uiteindelijk thuis te geraken. De Bijbel beschrijft die geloofsweg. Maar die geloofsweg wijst niet naar zichzelf, maar naar het einddoel van die weg.
De Bijbel verwoordt de belofte! De Bijbel is de roepstem! Gods Woord! Dat ons wakker roept en op weg zet! Net zoals Abraham werd geroepen en niet wist waar hij terecht zou komen. De Bijbel roept ons ook op, maar geeft ons ook geen bewijs in handen. Ook geen garantiebewijs, verzekeringsbewijs of godsbewijs. Dan lezen we de Bijbel verkeerd. En dan vertrouwen we toch weer op alles wat onze ogen zien. Dan wordt het toch weer: eerst zien, dan geloven. Hebben we toch weer een zekerheidje, maar nu tussen twee kaften en vergeten we weer dat we God nog niet hebben ontmoet, dat we nog niet thuis zijn. En dat is precies niet te bedoeling. Dat doen de heidenen namelijk: die hebben hout en steen nodig. Dat kun je aanraken, en dan is het echt, en dat is het dan!
Maar dat gaat niet met een belofte. Geloven is: zonder bewijs, zonder garantie, zonder dat we iets concreets in handen hebben, toch volhouden dat de boodschap die ons geroepen heeft niet leeg en betekenisloos was. We zijn pelgrims! Eens zullen we aankomen. Daar gaan alle psalmen, alle gospels, alle negro-spirituals, gebeden en liederen over: over het verlangen naar God.
Het heeft altijd die twee kanten: dat we nog van God gescheiden zijn, we zijn nog op weg. Maar anderzijds betekent het dat ons verlangen en de liefde voor Hem zo groot is, dat we Hem niet meer uit onze gedachten kunnen krijgen. We zoeken om te vinden. We reizen naar het beloofd land. Maar hoeveel mensen kunnen die woestijntocht aan? Soms zonder voedsel of water! Zonder God, lijkt het wel, in stilte en eenzaamheid! Met alle onbekendheid, onzekerheid en twijfel? In de woestijn van dit leven! Dat is ook een enge poort om door te gaan, wanneer Gods roepstem je op deze weg zet! Wat weten wij eigenlijk zeker? We hebben alleen maar ons geloof! Sola fide.
Als een hert dat verlangt naar water, zo verlangt mijn ziel naar U!
gravo
'Von Gott wissen wir nichts. Aber dies Nichtwissen ist Nichtwissen von Gott'
(Franz Rosenzweig, Der Stern der Erlösung)