Blijvend bidden om vergeving?
Hierbij een citaat uit het antwoord dat Ds. M.W. Muilwijk gaf (zie: 23-7 j.l. opp
www.refoweb.nl): “Tegelijk moet een christen klagen dat hij een twee-mens is (Rom. 7:13-26): en dat brengt tot de dagelijkse belijdenis van de overgebleven zonde en ongerechtigheid en dus tot het dagelijkse gebed om vergeving van de zonde.”
Met alle respect voor de dominee: dit is half waar! Mag ik jullie vertellen hoe mijn zieke aan tbc lijdende grootmoeder mij, toen ik zes was, Romeinen 7:13-26 heeft uitgelegd? Dat ging zo:
Eens kwam een over haar ziel bekommerde buurvrouw aan haar ziekbed en ontspon zich het volgende gesprek:
Buurvrouw:
“Ben net met al mijn twijfels over mijn behoud bij dominee geweest, want als ik het goede wil doe ik het kwade. Hij raadde mij aan maar heel veel te bidden.”
Grootmoeder:
“In plaats van tot God te bidden raad ik je aan Hem te gaan danken. Dat deed de man die over zijn ziel bekommerde was in Romeinen 7:13-26 ook. Lees vers 25 maar! En reken dat dat heeft geholpen want in het volgende hoodstuk (8:38) jubelt diezelfde man ÏK BEN VERZEKERD!”
De buurvrouw ging naar huis en kwam een kwartier later stralend van zekerheid terug omdat zij precies hetzelfde had gedaan wat die bekommerde man in Rom 7:25 deed. Namelijk: God danken voor wat Christus voor haar deed!
Nog twee opmerkingen
(1)Die ‘klagende tweemens’ is door Christus veranderd in een jubelende nieuwe schepping. Al het oude is voorbijgegaan en het nieuwe is gekomen. En telkens wanneer die klagende tweemens bij jou de kop opsteekt, ga dan onmiddellijk naar Rom.7 en begin te lezen bij het 24e vers en eindig bij 8:39 en de twijfel verandert in geloofszekerheid.
(2) De retoriek van Paulus speelt sommigen soms parten; toch is het eenvoudig te begrijpen. In vers 13-23 benoemt hij de innerlijke ervaringen die ieder mens die tot geloof komt, ervaart. In vers 24 komt Paulus met de retorische vraag: Ik ellendig mens, wie….. en tenslotte in vers 25 het bevrijdende antwoord en in hoofdstuk 8 de jubelende zekerheid..