Berichtdoor gravo » 25 nov 2012 14:29
Misschien is de topic-titel ('Het klopt niet...Maar ik wil niet weten dát het niet klopt') wel een antwoord op de vragen die er in het vervolg van deze draad gesteld worden.
Ik zou dan de nadruk willen leggen op de persoonsvorm 'ik wil'.
Is geloven niet een diepgeworteld verlangen, een diepmenselijke wens, een vurige hoop? Zo wordt geloof bijvoorbeeld in de mystiek beschreven: een verlangen dat opwelt in de leegte, in de pijn en de eenzaamheid van het bestaan.
Bij de afwezigheid van God komt deze diepe hunkering naar voren: om met God te zijn, om alle angstige stilte, alle onbekendheid met de waarheid, om alle zwijgen van God (ik zie Hem niet, ik hoor Hem niet, we leven in een 'wolk van niet weten') te doorbreken. Dat God niet langer ver weg is, maar dat Hij heel dichtbij, dat Hij intiem als in een huwelijk mij kent en één wordt met mij.
Wel, als we de woorden 'verlangen', 'wens', 'hunkering', 'hoop' nu eens vervangen door 'wil', dan zou je kunnen zeggen dat ons geloof ten diepste bestaat uit een hartstochtelijke wil dat God wel bestaat, dat de Bijbel klopt, dat het waar is. Het is hetzelfde als de topictitel, maar dan positiever geformuleerd. Ik wil niet weten dat het níet klopt. Oftewel: ik wil persé en beslist weten dat het wél klopt! Het is een diepe innerlijke noodzaak, een innerlijke gedrevenheid, een 'passie' (een bijbels woord dat zowel lijden als liefde inhoudt).
Klopt het daarmee dan ook? Is hiermee dan de waarheid van de Bijbel aangetoond. Nee. Dat niet. Als het zo eenvoudig zou zijn (ik wil dat het waar is, dus is het waar) dan zou al dat gezwoeg en gezoek niet meer nodig zijn. Dan zou de waarheid op straat liggen. Maar deze waarheid is een geloofswaarheid die gebonden is aan mijn persoon, aan mijn hart en ziel. Niet overdraagbaar, niet beredeneerbaar, niet bewijsbaar of bestudeerbaar in zekere zin.
Nee, deze daad van de wil is een geforceerde daad: al zie ik niets, al heb ik geen bewijs, al hoor ik God niet spreken of handelen, al zou de vijgeboom niet bloeien...toch kan en wil ik niet anders dan Hem belijden en van Hem geloven dat Hij leeft.
Ik zie deze geloofsdaad als een door en door menselijke drang: als we de wereld beschouwen met alles wat er bij hoort, van de onbekendheid van het heelal tot en met de grote vragen over onze afkomst, het kwaad, ons doel op aarde en onze toekomst, dan is er een onstuitbare neiging van de mens om zich te richten op zijn diepste verlangen: dat er een reden is, dat er een gedachte is, dat er een doel is, een God, een zin. Deze wil om God in alles te zien en te verwachten is de kern van elke religie. Religie is de hoogste kunstvorm van de mens, die gedreven wordt om de allerlaatste vragen van een Antwoord te voorzien. De mens schept daarmee een zinvol verband en kan daarbij niet zonder de onuitblusbare wens dat we te maken hebben met het Mysterie van het bestaan. Dat dit Mysterie reëel is en niet tevergeefs wordt beleden. In de monotheïstische religies wordt gezegd: God, de Schepper, die gelijkenis heeft met Zijn schepsel. dat vind ik mooi. Maar het is ook andersom zo: wij stellen ons God ook voor als een menselijke Persoon. Zo scheppen wij Hem op onze beurt.
Voor mij is dat het Mysterie van de werkelijkheid, dat God en mens elkaar dringend nodig hebben, dat Zij elkaar voortdurend scheppen!
gravo
'Von Gott wissen wir nichts. Aber dies Nichtwissen ist Nichtwissen von Gott'
(Franz Rosenzweig, Der Stern der Erlösung)