Wilsophie schreef:En dan komt Hij later binnen bij de discipelen zonder de deur open te hoeven doen, en ik kan maar 1 conclusie trekken, dat is dat Hij een anderssoortig lichaam had, want de Emausgangers herkenden Hem alleen toen Hij het Brood brak. Dus weer die tekenen in Zijn handen.
Ik kan het anders niet verklaren.
Dat denk ik zeer zeker niet, want indien Jezus een ander lichaam had, dan was hij het zelf niet die uit de doden was opgestaan. Ook dat de discipelen hem niet herkenden betekent niets, want voor de kruisiging ging hij ook onherkenbaar (Joh 7,10) naar een feest.
De hypothese dat Jezus een ander lichaam had gekregen na de opstanding kan ik helemaal niks mee, ten eerste vanwege het lege graf (Mat 28,13) want indien hij niet hetzelfde lichaam had, waar was het eerste dan? En ook de volgende verzen kan ik er absoluut niet mee in overeenstemming zien.
'Ziet Mijn handen en Mijn voeten;
want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en beenderen, gelijk gij ziet, dat Ik heb.' (Luk 24,39)
Joh 2024 En Thomas, een van de twaalven, genaamd Didymus, was met hen niet, toen Jezus daar kwam.
25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben de Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steek in het teken der nagelen, en steek mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven.
26 En na acht dagen waren Zijn discipelen weer binnen, en Thomas met hen; en Jezus kwam, toen de deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: Vrede zij ulieden!
27 Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en
breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig.28 En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God!
'Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten,
noch zult Uw Heilige overgeven, om verderving te zien.' (Hand 2,27 vgl. Ps 16,10)
'Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen,
hetgeen wij aanschouwd hebben, en
onze handen getast hebben, van het Woord des levens' (1 Joh 1,1)