Mortlach schreef:Om ook wat positiever te reageren: de oproep je zonden te overdenken, bewuster te worden, is natuurlijk nooit verkeerd. Als je ergens aan lijdt wat terug te voeren is op specifiek gedrag, dan kun je proberen dat gedrag aan te pakken en hopen dat de schade niet onherstelbaar is.
Om er even wat Boeddhistische gedachten in te gooien - sorry, maar anders kan ik het lastig omschrijven - kan het bewustwordingsproces er uiteindelijk toe leiden dat je niet meer aan je ziekte lijdt: je gaat nog steeds wel gewoon dood aan die kanker, maar je lijdt niet meer onder die gedachte. Dat is in mijn ogen een vorm van genezing.
Maar de gedachte dat het begeren van de ezel van je naaste kanker veroorzaakt, dat gaat er bij mij niet in. En al helemaal niet dat het belijden van die zonde de kanker zou laten verdwijnen.
Maar jij gelooft dan ook niet in wonderen. Als je je daar voor zou openstellen dan zou je inzien dat er wel kracht tot genezing is. En dat je daar dan misschien eerst wat donkere stukken van jezelf voor moet onderkennen en afwijzen.
Het boeddhistische wat jij noemt komt volgens mij gewoon neer op het woord acceptatie. Dit komt ook terug bij de rouwverwerkingsfases van Kübler Ross.
Wat de blinde man uit Joh 9 betreft en het lijden ansich, natuurlijk kan het extreme lijden ook een gevolg zijn van God die je ware karakter wil blootleggen. Zoals in Job. Ik denk dat Gods liefde wel altijd zo in elkaar steekt dat je er iets mee kan in zijn plan.
Wat betreft de kinderen is misschien dit een aardig stuk in die context uit Exodus:
20
1 Toen sprak God al deze woorden:
2 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.
3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
4 U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is.
5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten,