Krukje schreef:mohamed schreef:Dat de zonen Gods genoemd in Genesis 6 in het vlees waren moge duidelijk zijn, want 'toen Gods zonen
tot de dochters der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van naam.' (Gen 6,4)
De geweldigen of reuzen (NBG51 en NBV) Gods zonen genaamd
woonden op aarde (Gen 6,4) dus hun oorspronkelijke woonplaats was dus niet de hemel zoals krukje beweert, maar de aarde. Zij werden bovendien door de zondvloed uitgeroeid en zouden geestelijke wezens de verdrinkingsdood hebben kunnen sterven? Ook in de Griekse mythologie wordt melding van reuzen gemaakt waar zij zonen van Gaia genoemd worden, de moeder aarde.
Wikipedia schreef:In de Griekse mythologie waren de Giganten (Grieks: Γίγαντες, Gigantes) ontzaglijke reuzen, met vreselijke aangezichten, lange verwarde haren, die van hoofd en kin afhingen, en van geschubde drakenstaarten in plaats van voeten voorzien. Ze tonen enige gelijkenis met de Jötun uit de Noordse mythologie.
Men zou de giganten mogelijk kunnen vergeestelijken in figuurlijke zin, maar in letterlijke zeker niet.
Jouw manier van debatteren bevalt me niet. Praat toch gewoon eens met wat meer respect. Ik kan respect gewoon in niet een post van jou terug vinden.
Er staat dat ze in die dagen op de aarde waren, maar niet dat ze er altijd waren geweest. Waaruit eerder de conclusie valt te trekken dat er iets meer gaande is dan alleen maar gekke mensen.
Lees je soms maar de helft van mijn post?
Waarom waren hun nakomelingen op een meer in het oog springende wijze „mannen van vermaardheid” dan de nakomelingen van de goddelozen of van de getrouwe Noach? Bovendien zou men de vraag kunnen stellen: Waarom wordt hun huwelijk met de dochters der mensen als iets bijzonders vermeld? Er waren al meer dan 1500 jaar lang huwelijken gesloten en kinderen geboren.
De in Genesis 6:2 genoemde zonen van God moeten daarom engelen, hemelse „zonen Gods” geweest zijn. Deze uitdrukking wordt in Job 1:6 en 38:7 op engelen toegepast. Deze zienswijze wordt ondersteund door Petrus, die spreekt over „de geesten in de gevangenis, die eens ongehoorzaam waren geweest, toen het geduld van God wachtte in de dagen van Noach” (1Pe 3:19, 20). Ook Judas schrijft over „de engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten” (Ju 6). Engelen beschikten over het vermogen zich in menselijke gedaante te materialiseren, en sommige engelen hebben dit gedaan om boodschappen van God over te brengen (Ge 18:1, 2, 8, 20-22; 19:1-11; Joz 5:13-15). Maar de hemel is de juiste woonplaats van geestelijke schepselen, en de engelen bekleden daar dienstposities onder God(Da 7:9, 10). Deze woonplaats te verlaten om op aarde te wonen en de hun toegewezen dienst op te geven om vleselijke betrekkingen te hebben, zou opstand tegen Gods wetten betekenen en pervers zijn.
In de bijbel staat dat de ongehoorzame engelen nu „geesten in de gevangenis” zijn, die ’in Tartarus zijn geworpen’ en „met eeuwige banden onder dikke duisternis [worden] bewaard voor het oordeel van de grote dag”. Dit schijnt erop te duiden dat zij in grote mate beperkt zijn en zich niet meer kunnen materialiseren, zoals zij dit vóór de Vloed deden. — 1Pe 3:19; 2Pe 2:4; Ju 6.
De sterke mannen die er oudtijds waren, de mannen van vermaardheid”, die uit deze huwelijken geboren werden, bezaten deze vermaardheid niet bij God, want zij overleefden de Vloed niet, zoals Noach en zijn gezin. Zij waren „Nefilim”, geweldenaars, tirannen, die er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat de toestanden verslechterden. Hun engelenvaders, die wisten hoe het menselijk lichaam opgebouwd was en zich konden materialiseren, schiepen geen leven, maar leefden in deze menselijke lichamen en brachten kinderen voort door betrekkingen met vrouwen te hebben. Hun kinderen, „sterke mannen”, waren daarom bastaarden. De Nefilim op hun beurt hadden blijkbaar geen kinderen.
In de mythologie. De vermaardheid en vreeswekkendheid van de Nefilim vormden schijnbaar de grondslag voor vele mythologieën van heidense volken, die na de spraakverwarring in Babel over de gehele aarde verstrooid waren. Hoewel de historische informatie van het Genesisverslag ten zeerste verdraaid en opgesmukt werd, waren er toch opmerkelijke overeenkomsten in deze oude mythologieën (die van de Grieken zijn slechts één voorbeeld), waarin goden en godinnen met mensen huwden teneinde bovenmenselijke helden en vreeswekkende halfgoden met deels goddelijke, deels menselijke eigenschappen voort te brengen.
Daarbij verschillen wij sowieso al in zienswijze. Ik beschouw de bijbel als absolute waarheid. (Psalmen 119:160 - De gehele inhoud van uw woord is waarheid; Joh 17:17) Jij niet. Ik geloof voor 100% in God, jij waarschijnlijk ook niet.
Dat doet ons al teveel verschillen in onze mening.