Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderbaarlijke dingen over hem gezegd.
Deze zin beschouw ik ook als een interpolatie. Dat zou Josephus naar mijn inschatting nooit zeggen. Eusebius de vervalser? Weet ik niet precies, maar volgens mij citeert Eusebius alleen maar de tekst die al vervalst was.
filosoof schreef:Voor zover ik weet refereerde Flavius eveneens naar Johannes de Doper. De Schrift als bron is in elk geval in zoverre onbetrouwbaar over zijn leven dat de sterfdatum niet overeenkomt met historische bronnen, dus beroep ik mezelf liever op de passage van Flavius (sinds ik weet dat dit betrouwbaarder is dan ik voorheen aannam).
De historische volgorde van de vertelling van Flavius wordt nu juist betwijfeld. Hij lijkt niet altijd alles in de historische volgorde te vertellen.
Hoe dan ook, Flavius en het NT komen erin overeen dat Johannes de Doper door Herodes is geëxecuteerd omdat hij hem als een gevaarlijk mannetje beschouwde.
Dat in het NT gewag wordt gemaakt van een band tussen de Doper en Jezus is interessant. Waarom zou je dat doen als je alles achteraf verzint? Bovendien komen de prediking van Johannes de Doper (boeteprediking) en de prediking van Jezus (heilsaanbod) niet helemaal met elkaar overeen. Kritische geleerden menen om deze redenen dat Jezus waarschijnlijk voor hij zijn eigen optreden begon, leerling is geweest bij Johannes de Doper.
Ook de vertelling over de doop van Jezus kan moeilijk later zijn verzonnen. Degene die doopt is immers meer dan die gedoopt wordt. Dat zou impliceren dat Johannes meer zou zijn dan Jezus! De moeilijkheid van de eerste christenen met dit gegeven blijkt uit een aantal zinnen die Matteüs aan het verhaal van Marcus toevoegt:
Mt. 3:14 Maar Johannes probeerde hem tegen te houden met de woorden: ‘Ik zou door u gedoopt moeten worden, en dan komt u naar mij?’ 15 Jezus antwoordde: ‘Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen.’ Toen stemde Johannes ermee in.
Dat is een soort verklaring achteraf voor het vreemde feit dat Jezus zich laat dopen. Lucas en Johannes passeren de doop van Jezus haastig. Dit alles is aanleiding voor de meeste Jezusgeleerden om aan te nemen dat Jezus inderdaad door Johannes is gedoopt.
Het leven van Petrus zoals we hem in de Schrift kennen, kent ongetwijfeld enige mythische grond (lopen over water, etc.), maar ik ga er vanuit dat een dergelijk persoon wel bestaan heeft. Zijn hier bronnen voor, overigens?
Het NT en de apostolische vaders. Volgens mij is er geen niet-christelijke vermelding van Petrus vóór de tweede helft van de tweede eeuw. Bij Petrus staat het historische bewijs voor zijn bestaan er dus niet minder precair voor dan bij Jezus. Dat geldt voor nog veel meer personen in Flavius of het NT.
En hoe is het mogelijk dat (Romeinse) historici in Jezus' tijd met geen woord over Hem repten, maar wel gedetailleerde geschriften hebben geproduceerd over het reilen en zeilen van Zijn leefomgeving?
Dat klopt niet helemaal. Het oosten van het rijk had niet echt de aandacht van historici. (Behalve dan de Joodse Flavius bijvoorbeeld.)
En is het uitblijven van historische bewijslast omtrent de kindermoorden van Herodes, etc. geen aanwijzing dat Christus nooit bestaan heeft?
Neen. De geboorteverhalen in Lc. 1-2 en Mt 1-2 (die ontbreken in Mc), worden algemeen door kritische Bijbelwetenschappers beschouwd als legenden met weinig tot geen historische waarde. Maar er zijn nog veel meer andere aanwijzingen.
Het bestaan van een Jezus van Nazareth - wellicht een prediker met charisma, of misschien zelfs iemand met 'bovennatuurlijke' gaven - beschouw ik niet als onmogelijk, maar de wonderen die Hij deed en die rondom Hem geschiedden, daar is voor zover ik weet geen enkele plausibele bewijslast voor. Mochten hier toch aanwijzingen voor zijn, dan hoor ik het wederom graag. Deze kwestie intrigeert me namelijk zeer.
Inderdaad. De spectaculaire wonderen zoals over het water lopen, wijn in water veranderen en dergelijke worden door geen enkele moderne Bijbelwetenschapper meer als historisch beschouwd.
Wat volgens mij een goede bewijsvoering is, is te kijken naar de vroegste lagen in het NT. Dat zijn Paulus, Q en Marcus. Ik neem aan dat deze bronnen onafhankelijk van elkaar zijn.
Paulus is in 35 nC of eerder bekeerd, dat is maximaal 5 jaar na de dood van Jezus. Hij stond in contact met de oudsten in Jeruzalem, zo blijkt uit Galaten. In zijn brieven citeert hij reeds uitgewerkte belijdenissen over Jezus, die zeker tot de jaren 40 teruggaan, en de vroegste vormen daarvan zijn dus waarschijnlijk nog ouder.
In Q vinden we in de oudste lagen vooral spreuken van Jezus. Deze oudste lagen gaan waarschijnlijk terug op de jaren 40. Toen moest die traditie zich dus al hebben gevormd.
Marcus heeft gebruik gemaakt van een oudere traditie o.a. bij zijn passieverhaal. Dat verhaal moet dus al redelijk oud zijn geweest.
Als je deze bronnen optelt, dan lijkt het me heel plausibel dat ze de resultante zijn van een historische persoon die aanleiding heeft gegeven de herinneringen over hem te bewaren en over hem belijdenissen op te stellen. Kijk je naar het beeld wat oprijst uit het materiaal dat met elkaar overeenstemt, dan komt er een figuur uit die prima past in het Palestina van rond 30. Jezus was een charismatisch prediker en exorcist die de komst van het koninkrijk van God aankondigde in woord en daad en opriep tot bekering.