Cicero schreef:1 Kor 11,3
Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.
God is het hoofd van Christus, dus is Christus het lichaam van God.
Dus de vrouw is het lichaam van de man, de man het lichaam van Christus?
Ik zal me nog wat proberen te verduidelijken. Je hebt ergens wel een punt, maar ik denk dat 1 Kor 11,3 een zeer symbolisch vers is en wel vanwege het volgende.
In de Bijbel worden de man en zijn vrouw als één vlees gezien (Gen 2,24+Mat 19,5) twee lichamen door God samengevoegd (Mat 19,6) in geestelijke zin. Hierdoor heb je vanuit goddelijk perspectief dus individuen met één - en individuen met twee lichamen. De mannen die hun vrouwen hebben gevonden worden zijn één individu met haar geworden, bestaande uit twee lichamen en ook al zijn ze op verschillende plekken, ze blijven één ziel. Dit enige individu bestaande uit twee lichamen, is dat een man of een vrouw?
Punt twee is dat de vrouw niet uitsluitend een letterlijke betekenis heeft, want het huis Juda en het huis Israël waren de vrouwen van de Vader waar Hij een symbolisch huwelijk mee had:
'De naam van de oudste was Ohola en die van haar zuster Oholiba. Zij werden de mijne en baarden zonen en dochters. Wat haar namen betreft, Ohola is Samaria en Oholiba is Jeruzalem.' (Ez 23,4)
Echter was dit geen geslaagd huwelijk omdat de vrouwen vreemd gingen/ andere goden navolgden en daarom scheidde God van het huis Israël (Jer 3,8) en in Ezechiel 23 lezen we dat ook het afkerige huis Juda gestraft zou worden.
Jezus noemt Zichzelf later de bruidegom (Mar 2,20) waarmee Hij impliceert dat er ook een bruid is. Het is opvallend dat Christus een gelijkenis over de bruidegom vertelt en het lijkt er op dat Hij Zichzelf bedoelt.
Matteüs 251 Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en eropuit trokken, de bruidegom tegemoet. 2 Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. 3 De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. 4 De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. 5 Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. 6 Midden in de nacht klonk er luid geroep: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.” 7 Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. 8 De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.” 9 De wijze meisjes antwoordden: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.” 10 Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. 11 Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” 12 Maar hij antwoordde: “Ik ken jullie werkelijk niet.” 13 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt.
Er waren dus tien bruidjes die er van op de hoogte waren dat de bruidegom zou komen, alleen wisten zij niet wanneer. Zij woonden in een gebied waar olijfbomen waren om olie van te winnen en zowel de huizen Juda als Israël werden een groene olijfboom (Jer 11,16) genaamd. Aangezien de olijfboom is ontstaan in Palestina en de Israëlieten bekend waren met de geschriften waarin geschreven is over de komst van de Bruidegom, oftewel de Messias, ben ik van mening dat de bruid het gelovige Israël was.
Kortom, ik lees 1 Kor 11,3 als volgt:
'Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man (
één vlees met zijn vrouw) is Christus, het hoofd der vrouw (
huis Israël) is de man (
Christus), en het hoofd van Christus is God.'
Dat is ook in overeenstemming met
Hand 2,36:
'Zo wete dan zeker het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die gij (
huis Juda Jer 17,1) gekruisigd hebt.'
Ook zijn de gelovigen het lichaam van Christus (1 Kor 6,15) welke natuurlijk niet alleen uit mannen bestaan en daardoor interpreteer ik 1 Kor 11,3 aldus. Ik hoop dat je nu begrijpt wat ik bedoel,
Groeten.