Bedankt voor je antwoord, Marnix.
De argumenten die je aanhaalt zijn mij bekend. Ik hoop dat ik je duidelijk zal kunnen maken waarom ik geloof dat deze argumenten geen vaste grond hebben.
Marnix schreef:Welkom Raf! De doop is een opdracht van God, dat klopt. Logischerwijs, en Paulus gaat in die logica mee, is een christen dus gedoopt.
Ik ben blij dat je ermee akkoord gaat dat Paulus' zonden werden afgewassen toen hij gedoopt werd. (
Hand 22:16). Je zegt vervolgens dat er uitzonderingen zijn. Maar stel dat het aantoonbaar is dat de voorbeelden die je noemt eigenlijk geen uitzonderingen zijn, zou je er dan mee akkoord kunnen gaan dat de wedergeboorte
altijd in de waterdoop gebeurt?
Marnix schreef:Maar er zijn allicht uitzonderingen. Was de moordenaar die naast Jezus aan het kruis hing gedoopt, of in zijn geval besneden? Stel dat dat niet zo was, had Jezus dan niet tegen hem kunnen zeggen: Vandaag zul je met me in het paradijs zijn?
"Besneden?"Indien de man aan het kruis (
Luk 23:42-43) een Jood was, zou dat hem niets hebben opgebracht. Want de behoudenis is in geen geval bepaald door een besneden staat.
"En het teken der besnijdenis ontving hij [Abraham] als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat." (
Rom 4:11a). Hij geloofde toen hij nog in de voorhuid was, dus rechtvaardiging is niet afhankelijk van de besnijdenis. Paulus zegt daarom
"Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend." (
Rom 4:11b).
Vele onbesnedenen zullen in het oordeel opstaan tot het eeuwige leven omdat zij zich bekeerd hadden op de prediking van Jona en Salomo. (
Mat 12:41-42; Luk 11:30-32).
Toen Mozes de wet bracht, zou het niet anders zijn. Het verbond dat God met Abraham gesloten had, was evenzeer van kracht voor het volk dat onder de oude wet was.
"Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid des geloofs." (
Rom 4:13).
"Gedoopt?"Het is niet meteen duidelijk als de man aan het kruis gedoopt was geworden of niet. Indien hij gedoopt was dan was dit in ieder geval niet onder de voorwaarden van het Nieuwe Testament in Zijn bloed. Omdat hij zei dat hij dingen had gedaan die de dood verdiende, lijkt hij geen discipel van Jezus te zijn geweest. (
Luk 23:41). Dus, stel dan dat hij niet gedoopt was, bewijst dit dan dat de waterdoop geen voorwaarde is om vergeving van zonden te kunnen ontvangen onder het NT? Indien dat zo is, dan moet ook het geloof, waardoor de man aan het kruis behouden werd, het geopenbaarde geloof zijn, waardoor men behouden zou worden onder het NT. Toch, het geopenbaarde geloof is pas gekomen nadat de oude wet buiten werking werd gezet. Daarom kan de rechtvaardiging van de man aan het kruis geen voorbeeld zijn van de rechtvaardigmaking onder het Nieuwe Testament, want hij werd behouden toen de oude wet nog geldde.
De man aan het kruis leefde onder een ander verbond dan het Nieuwe Testament, namelijk het Oude Testament. Jezus heeft dit OT aan het kruis genageld. (
Col 2:14). Totdat Jezus was gestorven leefden de Joden onder het OT. Het is door Jezus' bloed en dood dat Hij de oude wet buiten werking heeft gesteld (
Ef 2:13-16).
"Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden. De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden. Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester." (
Gal 3:23-25). Het geloof, waardoor men behouden zou worden, is dus pas geopenbaard toen Jezus de oude wet buiten werking heeft gezet, door te sterven aan het kruis. De man aan het kruis kon dus onmogelijk behouden worden door dat geopenbaarde geloof. Niemand zou immers kunnen delen in de erfenis, zolang de Erflater nog in leven was. Het Nieuwe Testament in Zijn bloed ging pas van kracht na Zijn dood. (
Heb 9:15-17).
Jezus zei:
"Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven." (
Joh 6:47). Maar het geloof dat Hij aankondigde, waardoor men behouden zou worden, was niet een geloof dat slechts vereist om te erkennen dat de woorden van Jezus waarheid zijn. Men was ook genoodzaakt om Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken. (
Joh 6:54-58). Jezus vergelijkt Zijn lichaam met de ware spijs en Zijn bloed met de ware drank. (
Joh 6:55). Zijn lichaam is het Brood dat uit de hemel is neergedaald, dat gegeven zou worden voor het leven van de wereld.
"Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld." (
Joh 6:51). Tot de Samaritaanse vrouw zei Hij:
"maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven." (
Joh 4:14). Zijn bloed is het water dat Hij zou geven aan de mensen om te drinken en dit water zou een bron van eeuwig leven in hen worden.
De apostel Johannes zei dat deze eeuwige fontein de heilige Geest is.
"Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was." (
Joh 7:38).
Men kon dus pas van het levende water drinken, en de heilige Geest ontvangen, nádat Jezus gestorven was en de heilige Geest gekomen was. Over het ontvangen van de heilige Geest sprak Jezus:
"En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn." (
Joh 14:16-17). Dit werd reeds geprofeteerd door Ezechiël:
"Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn." (
Ez 36:27-28).
De heilige Geest zou dus pas woning kunnen maken in de harten van de gelovigen, nádat Jezus zou zijn weggegaan en Hij de heilige Geest gezonden zou hebben om Zijn plaats in te nemen.
"Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden." (
Joh 16:7). En het gebeurde dat Jezus werd opgenomen aan de Rechterhand van de Vader (
Luk 24:51; Mar 16:19; Hand 1:9-11; 2:33; 5:31) en Zijn apostelen moesten wachten op de belofte van de Vader, namelijk de doop met de heilige Geest. (
Hand 1:4-5). En op de pinksterdag gebeurde het dat Hij de Trooster zond tot de Joden.
"Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort." (
Hand 2:33). Voor het eerst hadden de Joden de mogelijkheid om van het water drinken waardoor men het onderpand van de heilige Geest kon ontvangen. Dit is de vervulling van de profetie van Jesaja:
"En gij zult te dien dage zeggen: Ik loof U, HERE, omdat Gij toornig op mij zijt geweest; uw toorn heeft zich afgewend en Gij vertroost mij. Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees niet, want mijn sterkte en mijn psalm is de HERE HERE, en Hij is mij tot heil geweest. Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils. En gij zult te dien dage zeggen: Looft de HERE, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend, vermeldt, dat zijn naam verheven is. Psalmzingt de HERE, want Hij heeft grootse dingen gedaan; dit worde bekendgemaakt op de ganse aarde. Juicht en jubelt, inwoners van Sion, want groot in uw midden is de Heilige Israëls." (
Jes 12).
De Trooster is gekomen. Maar wat moet men doen om levend water te drinken? Toen de Joodse mannen vroegen aan Petrus wat zij moesten doen om behouden te worden antwoordde Petrus:
"Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen." (
Hand 2:38). Om vergeving van zonden te kunnen ontvangen is het dus noodzakelijk om zich af te keren van de zonden (
Hand 3:19). Maar is het ook noodzakelijk om zich te laten dopen? Petrus herhaalde de woorden van de profeet Joël:
"En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; [...] En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden." (
Hand 2:17-21). Het is dus in ieder geval nodig om de naam van de Heer te aanroepen. Maar hoe doet men dit? Ananias zei tegen Saul:
"[...] laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam." (
Hand 22:16). De aanroeping, waardoor men behouden wordt, gebeurt dus in de waterdoop. Petrus noemt de waterdoop daarom
"een vraag aan God om een zuiver geweten." (
1Pe 3:21). In de doop aanroept men God voor de vergeving van zonden door Zijn naam.
Na de uitstorting van de heilige Geest over de Joden (d.i. de doop met de heilige Geest
Hand 11:16) gebeurde dit een tweede maal over de heidenen, een aantal jaren later. Zo werd aan de heidenen de bekering tot eeuwig leven geschonken. (
Hand 11:18). Omdat de heilige Geest over de heidenen werd uitgestort zoals bij de Joden op de pinksterdag wisten de Joden dat God nu ook de heidenen het recht gegeven had om beroep te doen op het bloed van Jezus voor de vergeving van zonden. Petrus zei daarom:
"Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen, die evenals wij de heilige Geest hebben ontvangen? " (
Hand 10:47). In het volgende hoofdstuk herhaalt hij:
"Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden?" (
Hand 11:17). Dus indien zij geweigerd hadden om de heidenen te dopen, dan hadden zij daardoor God tegengehouden om de heidenen te redden door het verlossende bloed van Christus. Daarom beval Petrus ook om hen te dopen in de naam van Jezus Christus. (
Hand 10:48).
Het is dus volkomen uitgesloten dat de man aan het kruis behouden werd onder de voorwaarden van het Nieuwe Testament, want Jezus was nog niet gestorven en de heilige Geest was nog niet uitgestort. Het geloof dat Jezus aankondigde, waardoor men behouden zou worden (
Joh 6:47), was het geopenbaarde geloof dat zou komen nadat Jezus gestorven was. Men kon de heilige Geest in zijn binnenste ontvangen nadat Jezus verhoogd was geworden en de heilige Geest uitgestort was, niet eerder. Hieruit blijkt dat de man aan het kruis niet behouden werd op grond van dit geopenbaarde geloof. Hij kon al zeker niet in aanmerking gekomen zijn om gedoopt te worden in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Het gebod tot het uitvoeren van deze doop werd immers gegeven nadat Jezus uit de dood was opgewekt. (
Mat 28:19). Daarom kan de behoudenis van de man aan het kruis niet als voorbeeld dienen voor degenen onder het Nieuwe Testament.
Totdat Jezus stierf aan het kruis werden mensen behouden onder andere voorwaarden. Jezus had op aarde (tijdens het OT) de macht om de zonden te vergeven aan wie Hij dat nodig achtte. (
Mat 9:6; Mar 2:5-12; Luk 7:48-49). En onder die voorwaarde werd ook de man aan het kruis gered.
"Maar, opdat gij weten moogt, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – toen zeide Hij tot de verlamde: Sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis". (
Mat 9:6). Onder deze voorwaarde heeft Jezus tegen de man aan het kruis kunnen zeggen:
"Vandaag zul je met me in het paradijs zijn." (
Luk 23:43).
Bedenk ook dat de gereformeerde kerken leren dat vergeving in Jezus' naam uitsluitend ontvangen kan worden op voorwaarde dat men belijdt en gelooft dat Jezus Christus gestorven is en uit de dood opgewekt. (
Rom 10:9). Indien men de reddingswijze van de man aan het kruis dan toch als een voorbeeld wilt gebruiken voor het reddingsplan van God onder het Nieuwe Testament, dan moet men ook consequent zijn en bovenstaande regel laten gelden. Maar aangezien Jezus nog niet gestorven was en uit de dood opgewekt, kon de man aan het kruis dit ook niet belijden en geloven waardoor het dus noodzakelijk is om aan te nemen dat hij behouden werd onder andere voorwaarden.
Marnix schreef:Als iemand vlak voor zijn dood tot geloof komt, en daar zijn voorbeelden van, moet hij dan eerst gedoopt worden?
Dit is wel de meest voorkomende vraag die aan mij wordt gesteld: "Maar stel dat iemand zich wil laten dopen, maar onderweg krijgt hij een ongeluk met de dood tot gevolg. Zal hij dan verloren gaan?" Laat me antwoorden door een soortgelijke vraag te stellen met betrekking tot de behoudenis van Paulus: "Stel dat Paulus, na drie dagen lang te hebben gevast en te hebben gebeden, Ananias niet ontmoet had (
Hand 9:9-11), zouden zijn zonden dan niet afgewassen zijn geweest, en zou hij dus verloren zijn gegaan?" Ja, we lezen het goed. Paulus' zonden werden niet afgewassen pas nadat Ananias gezegd had:
"Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je zijn naam aanroept." (
Hand 22:16). Maar God had een plan met Paulus. Heeft God niet ook een plan met jou en met mij? Al zou het zijn dat iemand stervende in de woestijn is, indien God een plan heeft met hem, dan zal God hem ook van water voorzien! Op dezelfde wijze zoals God heeft voorzien in het leven van Paulus.
God heeft Zich immers beperkt in Zijn macht om mensen te redden doordat Hij het Evangelie als een voorwaarde gesteld heeft. Omdat God het Evangelie vooropgesteld heeft als enige waarheid waardoor men behouden kan worden, kan God onmogelijk op een andere manier redden.
"Want het heeft God behaagd door de dwaasheid van de prediking te behouden hen, die geloven". (
1Co 1:21; Vgl. 1Co 15:1-2). Als je gelooft dat je een kind van God bent geworden doordat je een zondaarsgebed hebt uitgesproken, dan kan ik dus de vraag stellen: "Stel dat iemand besloten heeft om in een gebed aan de Heer te vragen voor de vergeving van zonden door Jezus' naam, maar plots valt hij dood neer, zal hij verloren gaan?" Zal jou antwoord dan zijn: "Het volstaat om in Jezus te geloven"? Dan stel ik je vervolgens deze vraag: "Stel dat iemand goed van hart is en hij heeft nooit het Evangelie gehoord, waardoor hij nooit in Jezus kon geloven, zal hij dan verloren gaan?". Zal niet jouw antwoord zijn: "Er zijn wel meerdere wegen naar Rome, maar tot het Koninkrijk is maar één Weg (
Joh 14:6)"? Indien het zo met Gods macht gesteld is, dat niemand behouden kan worden, dan slechts door het geloof in Jezus Christus, is het dan zo verwonderlijk en moeilijk te aanvaarden dat niemand het Koninkrijk kan zien zonder eerst uit water en Geest geboren te worden? (
Joh 3:3, 5).
Marnix schreef:Vroeger, ik weet niet hoe het nu is, was het in de Roomse kerk gewoon om, wanneer een baby ziek werd geboren en dreigde te sterven, nog snel een priester te laten komen om het kind voor het zou sterven te dopen, anders was zijn redding erg onzeker. Is een kind van gelovige ouders dat kort na de geboorte sterft, niet behouden als hij/zij niet gedoopt is?
De evangelist Filippus leerde dat het niet was toegestaan om gedoopt te worden indien men niet van harte gelooft.
"En Filippus zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En hij, antwoordende, zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is." (
Hand 8:37). Omdat kleine kinderen niet de geestelijke rijpheid hebben om het Evangelie te kunnen horen en te verstaan, kan er ook geen sprake van geloof zijn. Zij kunnen dan ook onmogelijk in aanmerking komen om gedoopt te worden omdat zij Jezus niet kunnen aanroepen voor de vergeving van zonden.
"want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?" (
Rom 10:13-14).
Het dogma van de kinderdoop kent zijn oorsprong in de erfzonde-leer, die leert dat alle mensen een zondig karakter en een zondeschuld hebben overgeërfd van Adam omdat hij gezondigd had. Indien we moeten aannemen dat erfzonde bestaat, dan moeten we daaruit besluiten dat alle gestorven baby's en peuters veroordeeld zullen worden naar de eeuwige pijniging. Het dogma van de erfzonde heeft al vroeg zijn intrede gedaan in de vroege kerkgeschiedenis. Met het gevolg dat ook de kinderdoop een eeuwenoud principe is.
Nu leert het Woord van God wel dat alle mensen geboren worden met een sterfelijk lichaam door de zonde van Adam. Door Adam is voor het eerst zonde in de wereld gekomen, en door zijn zonde werd zowel zijn geest als zijn lichaam sterfelijk. Maar alleen de lichamelijke dood is op alle mensen gekomen, omdat ook alle mensen alleen een lichaam van Adam erven. (
Rom 5:12-21).
"Het is de mensen beschikt om éénmaal te sterven en daarna het oordeel." (
Heb 9:27). Door Adam sterven alle mensen lichamelijk. Door Christus zullen alle mensen lichamelijk opstaan. (
1Co 15:21-22).
Maar het Woord van God leert in geen geval dat mensen in een geestelijk dode toestand geboren worden.
"Alleen, zie toch: ik heb ontdekt, dat God de mensen recht gemaakt heeft, maar zij zoeken vele bedenkselen." (
Pred 7:29). Zolang men niet gezondigd heeft is men geestelijk levend. Men sterft geestelijk wanneer men zondigt. (
Rom 7:9, 11). De Efeziërs waren dood geweest door hun eigen zonden en overtredingen, men had een slechte geaardheid gekregen doordat zij gewandeld hadden in de lichamelijke begeerten. (
Ef 2:1-3).
Men wordt een zondaar doordat men zondigt. (
Rom 3:9-18, 23). Jesaja schreef dat scheiding tussen God en de kinderen van Israël door hun persoonlijke zonden werden veroorzaakt. (
Jes 59:1-2). Iedereen is dus verantwoordelijk voor zijn eigen zonden en men is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn eigen geestelijke dood.
"De ziel die zondigt, die zal sterven. [...] de goddeloosheid van de goddeloze zal alleen rusten op hemzelf." (
Ez 18:20).
"Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven [aan God]." (
Rom 14:12).
Het oordeel zal gebaseerd worden op wat iedereen gedaan heeft in zijn lichaam (
Joh 5:28-29; 2Co 5:10; Op 20:11-15).
Kleine kinderen hebben de mogelijkheid niet om goed van kwaad naar behoren te onderscheiden, zoals Jezus dat ook niet kon toen hij klein was. (
Jes 7:14-16). Daarom kennen zij geen echte overtreding en zijn zij volkomen onschuldig.
Marnix schreef:Zo niet, dan is de doop dus geen voorwaarde. De doop symboliseert wat we in Christus hebben. Het is niet zo dat we het door de doop krijgen.
Omdat kinderen onschuldig zijn moeten zij ook niet gerechtvaardigd worden door het bloed van Jezus. Men mag zelfs niet gedoopt worden indien men niet eerst de waarheid verstaan heeft. Zolang kinderen geen behoorlijk onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad, kan ook niet verwacht worden dat zij het Evangelie zullen verstaan en geloven, en gedoopt worden. Dit alles verandert niets aan het feit dat de doop een voorwaarde is voor een zondaar om behouden te kunnen worden.
Zou je me kunnen uitleggen op welke Schriftplaatsen je je uitspraak baseert:
"De doop symboliseert wat we in Christus hebben. Het is niet zo dat we het door de doop krijgen."Moge God u in al de waarheid leiden door het Woord van het geloof dat eens en voor altijd overgeleverd is. (
Jud 1:3).
Hartelijke groeten,
Raf