Het is niet goed dat de mens alleen zij...
Er zijn mensen die willen dat God de richting aangeeft in hun leven, die de bijbel lezen en daaruit concluderen dat een homoseksuele relatie niet past in een leven voor God. Ook zijn er mensen die zich door God willen laten leiden, die de bijbel als richtingaanwijzer gebruiken en daaruit concluderen dat een homoseksuele relatie in Gods ogen mag bestaan.
In dit artikel wil ik laten zien hoe mensen door het lezen van dezelfde teksten tot verschillende conclusies komen.Onder het kopje ‘Zelf op zoek naar Gods wil’ komt, naast een meer algemene beschouwing, mijn persoonlijke opvatting over een aantal zaken met betrekking tot het gebruik en misbruik van de bijbel sterk naar voren.
Het lijkt mij niet heel zinvol om uitgebreid aandacht te besteden aan de manier waarop mensen teksten gebruiken om te zeggen dat God een afkeer heeft van homoseksualiteit, omdat de meeste lezers mijn inziens vaker (op christelijke scholen, catechisatie, bijbelstudievereniging etc.) met dergelijk opvattingen in aanraking zijn gekomen dan met theorieën die andere uitkomsten bieden. Wel wil ik de meest gebruikte teksten noemen die christenen hanteren om een homoseksuele relatie af te keuren en daarbij wil ik summier aangeven waarop die afkeuring gebaseerd is. Wie er als christen namelijk anders over denkt, kan toch niet zonder meer aan deze teksten voorbij gaan.
De 7 teksten die prof. J. Douma bespreekt in zijn boek 'Homofilie' (5e, sterk herziene druk, Kampen, 1984) zijn Genesis 19, Richteren 19, Leviticus 18:22 en 20:13, Romeinen 1:26-27, 1 Corinthe 6:10 en 1 Timotheus 1:8-10.
Sodom
De wens van de mannelijke bevolking van Sodom om seks te hebben met de gasten van Lot (in Genesis 19) wordt als zonde aangemerkt en vaak direct gebruikt als argument tegen homoseksuele relaties in het algemeen.
Mensen die deze tekst anders uitleggen, hebben daar vaak de volgende redenen voor. Het gaat hier niet om enige liefdesrelatie, maar om een geplande groepsverkrachting, wat zowel homo- als heteroseksueel af te keuren is. Naast het onvrijwillige element gaat het hier om de schending van het gastrecht, dat in die cultuur zeer zwaar woog: dat Lot zijn dochters aanbiedt in plaats van de twee mannen, betekent dan ook niet dat heteroseksuele ontucht minder erg is dan homoseksuele ontucht, maar dat men toen liever een van zijn gezinsleden liet lijden dan zijn gasten. Ook niet onbelangrijk is het feit dat het moeilijk is om aan te nemen dat de hele bevolking van Sodom homoseksueel was.
Het gaat hier dus niet om de zonde van mensen die een liefdesrelatie willen opbouwen met iemand van hun eigen geslacht, maar om de zonde van losbandigheid, het wel eens iets anders willen dan je eigen vrouw, mensen treiteren en choqueren.
Gibea
Richteren 19 heeft veel elementen gemeen met Genesis 19, maar is veel minder bekend. Deze tekst kan op bijna dezelfde manier naar twee kanten
(tegen homoseksualiteit of tegen verkrachting en schending van het gastrecht) uitgelegd worden, maar een extra lastig element hierbij is dat de bijvrouw van de Leviet (de gast) wel aan de boosdoeners wordt overgegeven (niet door de gastheer, maar door haar man). Zou hij als man in die cultuur meer waard zijn geweest, of als Leviet, of zou men heteroseksuele verkrachting in die culuur echt minder erg hebben gevonden?
De wetten
‘En gij zult geen gemeenschap hebben met een, die van het mannelijk geslacht is, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw, een gruwel is het.’ (Leviticus 18:22).
'Een man die gemeenschap heeft met iemand van het mannelijk geslacht, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw, - beide hebben een gruwel gedaan, zij zullen zeker ter dood gebracht worden, hun bloedschuld is op hen.’ (Leviticus 20:13).
De teksten in Leviticus lijken in eerste instantie volkomen antihomoseksueel te zijn. God noemt het een gruwel dat een man gemeenschap heeft met een man, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw. Daar staat tegenover dat mannen met elkaar echter niet exact dezelfde vorm van gemeenschap kunnen hebben als met een vrouw.
Om die reden wordt de tekst door sommigen als onbruikbaar beschouwd,
door anderen als een verbod op anaal geslachtsverkeer terwijl het dus verder niets over andere liefdesuitingen/technieken zegt, en weer anderen gebruiken de tekst om alle seksuele handelingen tussen mannen af te keuren. De teksten worden ook wel als cultuurgebonden aangemerkt en ze staan in een rij van geboden en verboden, waarvan een aantal nu ook niet meer door christenen gehouden wordt.
Natuurlijk of tegennatuurlijk
‘daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende.’ (Romeinen 1:26-27).
De discussie over Romeinen 1:26-27 richten zich hoofdzakelijk op de vraag wat met ‘natuurlijk’ en ‘tegennatuurlijk’ bedoeld wordt en of Paulus wist dat er behalve homoseksuele daden ook mensen waren die zich echt homoseksueel voelden, zoals wij nu meer weet hebben van wat homoseksueel-zijn inhoudt. Als je er als man van overtuigd bent dat je natuur op seksueel gebied homoseksueel is, dan zou het voor jou tegennatuurlijk zijn om een vrouw lichamelijk lief te hebben.
Door het feit dat er sprake is van een verruilen van de natuurlijke omgang voor de tegennatuurlijke, voelen de meeste homoseksuelen zich ook niet erg aangesproken; ze hebben namelijk nooit iets te kiezen (of te ruilen) gehad. In mijn ogen toont het slot van vers 27 ook niet aan dat homoseksualiteit strafbaar is, maar juist dat de daar bedoelde verwording/ontaarding zelf al een straf is. Deze tekst kan beschouwd worden als een beschrijving van de homoseksualiteit die in de Romeinse cultuur een onderdeel was van de sociale, militaire en politieke opvoeding van jonge jongens door een leermeester, vaak een staatsman of militair.
Als je deze tekst beschouwt als een beschrijving van een element in de cultuur van het grote Romeinse rijk, hoeft het dus niets over mensen
met een homoseksuele aard te zeggen.
Knapenschender en schandjongens
‘Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven.’ (1 Corinthe 6:10). Veel (christen)homo’s voelen zich helemaal niet verwant met de knapenschenders en schandjongens uit 1 Corinthe 6:10 en 1 Timotheus 1:8-10. De woorden doen aan prostitutie en aan ongelijkwaardigheid denken en zeker niet aan het samen opbouwen van een levenslange relatie, waarnaar veel (christen)homo’s op zoek zijn.
Mijn wil of Gods wil
Veel homo’s willen graag, hoe moeilijk het ook kan zijn, Gods wil boven hun eigen wil stellen. Maar soms wordt het zoeken naar Gods wil bemoeilijkt, doordat je eigen meningen of wensen dreigen te overheersen. Als je bidt om wijsheid en je openstelt voor de Heilige Geest, dan mag je toch aannemen dat jouw verlangens en Gods wil dichter bij elkaar komen? Ik bedoel: dan mag je toch meer op je gevoel, op je geweten gaan vertrouwen omdat de Heilige Geest zich daarin genesteld heeft. Ik lees Gods woord, ik bid om wijsheid en om de Heilige Geest in mijn hart en ik geloof dat ik van God mag zoeken naar een man. Dat laatste denk ik al jaren, maar er duikt steeds weer twijfel op: twijfel of ik mezelf echt openstel voor God. Die twijfel is gebaseerd op het feit dat het beter in mijn straatje past om voor een homoseksuele relatie te zijn dan tegen. Aan de andere kant accepteer ik ook niet klakkeloos de opvatting van (heteroseksuele) christenen die tegen homoseksualiteit zijn, omdat die evenzeer meer op eigen aversie of andere persoonlijke gevoelens gebaseerd kan zijn dan op inzicht in Gods wil.
Liefde kan toch niet schadelijk zijn
Veel mensen kunnen niet geloven dat God een liefdesrelatie tussen twee mannen in principe afkeurt, onder andere omdat ze er geen schade in kunnen zien, terwijl dat bij de meeste andere geboden van God veel duidelijker ligt. Bij ontrouw en echtbreuk doe je namelijk iemand pijn, bij moord breng je iemand schade toe, bij fraude en diefstal doe je iemand tekort.
Ook al kun je begrip hebben voor iemand die haar liefdeloze man ontrouw is, voor iemand die een slecht mens ombrengt of voor een arme die van een rijke steelt, Gods geboden blijven daarbij overeind staan. Maar hoe kun je klakkeloos aannemen dat God liefde, het mooiste wat hij de mens gegeven heeft, zou verbieden?
De scheppingsorde
Naast de genoemde bijbelteksten, wordt Gods bedoeling met de schepping aangehaald om te beweren dat homoseksualiteit niet in Gods bedoeling past. God schiep namelijk een man en een vrouw, de vrouw werd na de man geschapen om zijn alleen zijn aan te vullen en op te lossen.
Veel christenen gebruiken die combinatie, die God toen maakte, als norm: man en vrouw horen bij elkaar. Ik neem direct aan dat de combinatie man-vrouw een perfecte combinatie is; God heeft alles namelijk perfect geschapen. Maar ik geloof niet dat er nu nog een perfecte man-vrouw relatie is. Alle mannen en alle vrouwen zijn toch na de zondeval gestraft met onvolkomenheden. Niemand kan zijn/haar naaste meer volmaakt liefhebben. Daarom zie ik Gods oorspronkelijke orde niet als reden om alleen te moeten blijven of om een vrouw te ‘nemen’.
Ook vind ik het oneerlijk als teksten over homoseksuele uitspattingen en over cultuurgebonden of cultische homoseksualiteit (tempelprostitutie met vruchtbaarheidsrituelen in de tijd van Leviticus), gebruikt worden om een liefdesrelatie tussen twee mannen of twee vrouwen af te keuren.
Is het ooit in iemand opgekomen om al het heteroseksuele overspel en alle heteroseksuele uitspattingen in de bijbel te gebruiken als argument tegen het huwelijk?
Ten slotte
Het laatste woord is nog niet gezegd over homoseksualiteit en wat God daarvan vond, maar laten we onthouden dat, wanneer twee mensen Gods woord serieus onderzoeken en tot twee verschillende conclusies komen, niet een van beiden per definitie ‘de verkeerde kant’ vertegenwoordigt. God heeft immers zowel ruimte voor mensen die om Hem offervlees laten staan als voor mensen die offervlees eten in de wetenschap dat het hen niet van de enige God af kan leiden (1 Corinthiers

.
Dit artikel verscheen eerder in 'Bij de Tijd', 01-02-’97. auteur: onbekend