Waarom lezen jullie dit stuk meteen als een verwijzing naar "niet zalig kunnen worden", "dwaalleren" en "het Woord dat niet meer zuiver gepreekt wordt"? Met alle respect, maar dat is zó reformatorisch invullen van een gedeelte. Niet dat daar altijd iets mis mee is, maar probeer blank te beginnen.
Als ik dat doe, en ik kan helemaal verkeerd zitten, dan leg ik deze teksten als volgt uit:
Ik zie het van de positievere kant. Als er honger is, is er verlangen. Er is dus verlangen naar de woorden van de Heer.
Dan wordt vermeld dat die mensen overal zullen zoeken om het te vinden. Dat vind ik ook positief.
Als ik het persoonlijk doortrek, dan vind ik het herkenbaar. Dat je soms op zoek bent naar Gods woorden, maar dat God ze weghoudt. Tenminste, dat idee krijg je dan.
Ik lees het dus meer als verstoppertje spelen van God. Niet als onmogelijkheid om zalig te worden. Want het feit dat je de woorden van God niet kunt vinden, terwijl je je het apezuur zoekt, impliceert niet meteen dat je niet zalig wordt.