Mooie antwoorden kreeg ik van
Spacy, Bevlogen en
Optimatus.
Ik begrijp dat jullie het met het tweede deel (in grote lijn) uit de topicstart eens zijn en dat ben ik uiteraard ook. Maar nochtans voel ik een klemmende redenering.
Aanvankelijk stond in de verzoeningsleer vooral Gods liefde voor de mens centraal:
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft...Vier eeuwen na Christus maakte Augustinus niet de liefde van God, maar de zondigheid van de mens tot kern van de verzoeningsleer. Augustinus beschouwde de mens als door en door zondig. De mens is niet in staat om ook maar één daad te verrichten die zonder zonde is: ‘De mens kan niet niet-zondigen’,
Non posse non peccare.
Aanvankelijk was Gods genade door het zoenoffer van Jezus voor iedereen beschikbaar. Maar Augustinus meende dat slechts zeer weinig mensen mochten rekenen op de genade van God. Augustinus stond op het standpunt dat de verlossing van de zonde door het zoenoffer van Jezus een onverdiende genade was, slechts geschonken aan enkele uitverkorenen. De rest van de mensheid is volgens hem reddeloos verloren, voor eeuwig.
De mens kan zijn eigen heil niet bewerkstelligen, hij kan niet zichzelf verlossen, leerde Augustinus. Hij is voor zijn verlossing volledig afhankelijk van Gods onverdiende genade. De genadebesluiten voor de redding van enkelen, zijn door God reeds aan het begin der tijden voor alle eeuwigheid vastgelegd, en daar valt voor een mens niets meer aan af te dingen, aldus Augustinus. De opvatting dat slechts weinig mensen uitverkoren zijn om deelachtig te worden aan de genade door het zoenoffer van Jezus, en dat de mens zelf op die uitverkiezing geen invloed kan uitoefenen heet de predestinatieleer (voorbeschikking).
Het aspect van de genade zou later in de geschiedenis van het christendom tot veel dispuut lijden. Het werd een van de belangrijkste twistpunten tijdens de reformatie tussen enerzijds Calvijn en Luther en anderzijds de Rooms-katholieke kerk. Rome leerde toen dat ook goede werken tot de verzoening in Christus kunnen leiden. Calvijn en Luther benadrukten, in navolging van Augustinus, dat alleen het geloof dat vermocht. Calvijn formuleerde het zo:
De mens kan geen enkele verdienste eisend in het geding brengen voor Gods rechtertroon. Luther en Calvijn meenden beide dat de kerk van Rome te ver was afgedreven van de predestinatieleer van Augustinus, en rechtvaardigden op grond daarvan de afscheiding door de protestanten van Rome. Calvijn vatte de nadruk op de zondigheid van de mens samen in zijn bekende uitspraak:
De mens is onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.
In onze tijd ervaren veel christenen de verzoeningsleer niet meer als de kern van hun christen zijn. op refoweb en zo ook de baptisten predikant in Engeland. .
http://www.refdag.nl/artikel/1309897/Le ... calen.html Anderzijds roept de afstand die sommige christenen nemen tot de verzoeningsleer ook veel weerstand op. In Nederland gelden Kuitert en den Heyer als vernieuwers binnen het christendom die zich willen bezinnen op een invulling van het christen zijn los van de verzoeningsleer. Men kan zich afvragen wat er nog rest van het traditionele christendom indien de verzoeningsleer verlaten wordt. Verbleekt het dan niet tot ‘slechts’ een oproep tot naastenliefde? Met die oproep is natuurlijk niets verkeerd, integendeel, maar om tot naastenliefde op te roepen hoeft men geen christen te zijn. Waarom zou men dan nog christen zijn?
(Naaste) liefde is meer dan alleen maar een ethisch gebod, hoe waardevol dat op zich ook is. Het is ook een te ervaren besef van verbondenheid met God. Gaat het er niet om een christen te worden, maar een Christus te zijn, iemand die zich verbonden heeft met de Christusnatuur in zichzelf. Dit lijkt wel uitgestorven te zijn?
Had de kerk vader Augustinus ongelijk ?
.