Harm-J schreef:Ik blijf er bij dat als je iemand als dwaler - valse leer - ketterij - eer die afwijkt van de rechtzinnige geloofsleer bestempeld, feitelijk zegt, dat iemand geen toegang heeft tot het koninkrijk van God, want die andere hangt niet de zuivere leer aan. Dit recht heb ik niet om zo te spreken.
Individueel heb je dat recht misschien niet, maar de kerk heeft dat recht weldegelijk.
Want de Bijbel is er duidelijk over dat de kerk dwalingen moet afwijzen:
Mattheus 7:15 Maar wees op uw hoede voor de valse profeten, die in schapenvacht naar u toe komen maar van binnen roofzuchtige wolven zijn.
16 Aan hun vruchten zult u hen herkennen. Men plukt toch geen druif van doornstruiken of vijgen van distels?
2 Kor. 11:13 Want zulke lieden zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus.
14 En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht.
15 Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid. Hun einde zal zijn naar hun werken.
Ef. 5:11 En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer.
1 Tim. 4:1 Maar de Geest zegt uitdrukkelijk dat in de laatste tijden sommigen afvallig zullen worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen,
2 door huichelarij van leugensprekers, die hun eigen geweten als met een brandijzer hebben toegeschroeid.
...
7 Maar verwerp de onheilige en onzinnige mythen en oefen uzelf in de godsvrucht.
1 Tim. 5:19 Neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, tenzij er twee of drie getuigen zijn.
20 Bestraf hen die zondigen, in tegenwoordigheid van allen, opdat ook de anderen vrees zullen hebben.
Titus 1:10 Want er zijn ook veel opstandigen, mensen die zinloos praten en misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn.
11 Men moet hun de mond snoeren. Zij brengen hele huisgezinnen in grote verwarring, door te leren wat onbehoorlijk is, om schandelijke winst.
12 Een van hen, hun eigen profeet, heeft gezegd: Kretenzen zijn altijd leugenaars, kwade beesten, luie buiken.
13 Dit getuigenis is waar. Wijs hen daarom streng terecht, opdat zij gezond zullen zijn in het geloof
14 en zich niet zullen bezighouden met Joodse mythen en geboden van mensen die zich van de waarheid afkeren.
15 Alle dingen zijn wel rein voor de reinen, maar voor hen die bevlekt en ongelovig zijn is niets rein, maar hun verstand en ook hun geweten is bevlekt.
16 Zij belijden dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met hun werken, aangezien zij verfoeilijk zijn en ongehoorzaam en tot elk goed werk ongeschikt.
Judas 8 Niettemin bevlekken deze dromers ook nu op dezelfde wijze het vlees en zij verwerpen het gezag en lasteren al wat heerlijkheid heeft.
9 Michaël, de aartsengel, echter durfde, toen hij met de duivel redetwistte en een woordenwisseling had over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen hem uit te brengen, maar zei: Moge de Heere u bestraffen!
10 Maar deze mensen lasteren alles waarvan zij geen kennis hebben en met de dingen die zij, net als de redeloze dieren, van nature wel begrijpen, richten zij zichzelf te gronde.
11 Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn ingeslagen en hebben zich om loon in de dwaling van Bileam gestort men zijn door het tegenspreken van Korach omgekomen.
12 Deze zijn schandvlekken bij uw liefdemaaltijden. Als zij met u aan de maaltijd zitten, doen zij zichzelf onbeschroomd te goed. Zij zijn wolken zonder water, die door de winden heen en weer gedreven worden. Zij zijn als bomen in de late herfst, zonder vrucht, tweemaal gestorven en ontworteld.
13 Zij zijn wilde golven van de zee, die hun eigen schanddaden opschuimen, dwaalsterren, voor wie de diepste duisternis tot in eeuwigheid bewaard wordt.
14 En ook Henoch, de zevende vanaf Adam, heeft over hen geprofeteerd, toen hij zei: Zie, de Heere is gekomen met Zijn tienduizenden heiligen,
15 om allen voor het gericht te dagen en alle goddelozen onder hen te straffen voor al hun goddeloze daden, die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en voor al de harde woorden die zij, goddeloze zondaars, tegen Hem gesproken hebben.
16 Zij zijn het die morren, die klagen over hun lot, die naar hun eigen begeerten wandelen. Hun mond spreekt hoogdravende taal, terwijl zij mensen naar de ogen zien om er beter van te worden.
1 Joh. 4:1 Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan.
2 Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God;
3 en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is.
4 Lieve kinderen, u bent uit God en u hebt hen overwonnen, want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is.
5 Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld, en de wereld luistert naar hen.
6 Wij zijn uit God. Wie God kent, luistert naar ons; wie niet uit God is, luistert niet naar ons. Hieraan herkennen wij de geest van de waarheid en de geest van de dwaling.
Dit is krasse taal en we moeten niet doen alsof ons dit niets te zeggen heeft. Want wie niet beducht is op dwalingen, of ze toelaat, wordt er vroeg of later mee besmet. Er is een strijd gaande tussen God en de duivel en we moeten niet proberen om een wapenstilstand met de dwaling te sluiten. Dan zal die dwaling ons uiteindelijk vloeren.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)