@Gerdien: je vraag heeft te maken met kerkelijk opzicht. De kerkenraad kan alleen maar afgaan op de openbare (uiterlijke) belijdenis en levenswandel. Over het hart kunnen en mogen ze niet oordelen. Als iemands leven niet de tekenen vertoont die bijv. in het avondmaalsformulier worden genoemd (het zondenregister), dan mag een kerkenraad je niet van het avondmaal afhouden. In het andere geval trouwens wel.
Hieronder het stukje uit het avondmaalsformulier dat daarover spreekt (hertaalde versie):
Verkondiging van Gods genade en terugwijzing van onboetvaardigen
Allen dan die zo gezind zijn, wil God zeker in genade aannemen en voor waardige gasten aan de tafel van Zijn Zoon Jezus Christus houden. Zij die dit getuigenis in hun hart echter niet gevoelen, eten en drinken zich een oordeel. Naar het bevel van Christus en van de apostel Paulus vermanen wij daarom allen die weten dat zij met de hiernavolgende ergerlijke zonden besmet zijn, zich van de tafel des Heeren te onthouden, en wij verkondigen hun dat zij geen deel uitmaken van het Rijk van Christus. Dit betreft allen:
· die afgoden in welke gestalte ook voor de Heere in de plaats stellen of God op eigenwillige manier vereren;
· die de naam van de Heere door vloeken of op andere wijze misbruiken;
· die zich bezighouden met occulte praktijken of daaraan geloof hechten ;
· die God, Zijn Woord en de heilige sacramenten verachten;
· die aan hun ouders of andere gezagsdragers ongehoorzaam zijn ;
· die zich aan menselijk leven vergrijpen of haat koesteren tegen hun naasten en zich niet met hen willen laten verzoenen;
· die getrouwd of ongetrouwd hun lichaam niet rein bewaren;
· die hebzuchtig, verkwistend of verslaafd zijn;
· die leugenaars of roddelaars zijn;
· kortom, allen die zich in woord en wandel als ongelovigen gedragen.
Zolang zij aan zulke zonden vasthouden, moeten ze zich onthouden van het avondmaal dat Christus alleen voor Zijn gelovigen heeft ingesteld, opdat Gods oordeel en straf over hen niet des te zwaarder worden. Maar dit wordt ons, geliefde broeders en zusters in de Heere, niet voorgehouden om de verslagen harten van de gelovigen te ontmoedigen, alsof niemand aan de tafel des Heeren zou mogen aangaan dan wie zonder enige zonde is. Want wij komen niet tot het avondmaal om daarmee te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.
Wij moeten erkennen dat wij nog vele zonden en gebreken in onszelf aantreffen, bijvoorbeeld dat wij geen volkomen geloof hebben en er niet toe komen God met zo'n ijver te dienen als wij verplicht zijn, maar juist dagelijks strijd hebben te voeren met de zwakheid van ons geloof en onze verdorven vleselijke begeerten. Niettegenstaande dit alles, omdat wij door de genade van de Heilige Geest droefheid over zulke gebreken hebben en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven, zullen wij er ten volle van verzekerd zijn dat geen zonde of zwakheid die tegen onze wil nog in ons overgebleven is, kan verhinderen dat God ons in genade aanneemt en ons zo deze hemelse spijs en drank waardig en deelachtig maakt.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)