Syndroom v. Asperger- Verhip!

De Archiefkast van het Forum. Oude discussies zijn hier nog eens na te lezen.

Moderator: Moderafo's

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 13:07

Ik heb iets wat op Asperger lijkt, ik hoor niet bij de ger gez. maar ik geloof wel.







Mag ik dan toch aan de discussie deelnemen?





(nav uiteraard het andere topic.....)

Gebruikersavatar
Gerdien B.
Generaal
Generaal
Berichten: 9098
Lid geworden op: 12 jul 2004 10:11
Locatie: Woerden
Contacteer:

Berichtdoor Gerdien B. » 01 jul 2007 14:58

reageer gerust verder ;)
Een leuk kaartje sturen en krijgen doet altijd goed!

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 15:52

Ik heb maandag jl de diagnose gekregen. Vrijdag j.l. was ik weer op de zaak en heb het tegen mijn chef gezegd.

Ik heb hem ook uitgelegd dat het verschil tussen normaal en autistisch afhangt van de bouw van de hersenenen. Bij een normaal mens komt de informatie terecht in een compact krachtig cemtrum om dan daar efficient te worden geinterpreteerd. Bij een stoornis is dat een minder goed geconcentreerde groep cellen die ook wat verder van elkaar af liggen. De verwerking duurt langer en gaat minder efficient. De verwerking heeft iets onevenwichtigs, het gaaat iets chaotischer. De eigenaar heeft het gevoel dat hij wat onevenwichtig is.

Okee, zegt mijn chef. klopt. Toen ik je een keer een ingewikkeld project presenteerde had je inderdaad sterk een onevenwichtige blik in hje ogen. Je was duidelijk het overzicht kwijt, aangezien je zulke rare vragen stelde. En je suggesties hadden geen moer met de ideale uitvoering te maken.
Vandaar dat ik je sindsdien ook geen ingewikkelde uitgebreide opdrachten meer kan geven. Je mist simpelweg het overwicht.

Dat gegeven was indirect al tot me gekomen, aangezien ze me op mijn werk al lange tijd uit het betere werk hielden. Maar hoe ik er ook naar viste, ik kreeg altijd ontwijkende antwoorden. Ook bij mijn beoordeling, eind vorig jaar hoorde ik er niks over.

Je kunt hje voorstellen, hoeveel plezier ik erin had, op deez manier een zo tactisch verantwoord antwoord te onmtvangen op iets wat me al erg lang dwars zat. Gezellig. Niet? Zo even de uitslag vertellen en dan die douche.


Vannacht heb ik niet best geslapen . Temeer omdat hij me dit eerder al tussen neus en lippen door flikte met het gegeven,dat ze me ook geen meer uitgebreide berekeningen meer later doen, omdat hij ergens in mijn berekenigen wat minder sterke punten had ontdekt. Dat had hij me ook al niet bij mijn beoordeling verteld.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 15:57

Een inleiding
PDD-NOS is een ontwikkelingsstoornis. Ontwikkelingsstoornissen behoren in de psychologie tot een groepje van psychologische stoornissen, die zelf weer behoren tot een grotere familie van stoornissen, die gewoonlijk al worden gediagnosticeerd in de eerste levensjaren van een kind. Al deze stoornissen hebben gemeen dat ze vermoedelijk het gevolg zijn van een klein genetisch of biochemisch probleem in de hersenen, die ontstaan is tijdens de ontwikkeling van die hersenen gedurende de zwangerschap.

De symptomen van deze hersenafwijking kunnen variëren van zeer ernstig tot zeer mild. Tegenwoordig gebruikt men het concept van een glijdende schaal (continuüm), waarop het al of niet aanwezig zijn van deze symptomen wordt afgezet, alsmede de aard en de ernst daarvan, en hun mogelijke onderlinge interactie.

Globaal gezien hebben de bedoelde symptomen van dit probleem de volgende uiterlijke verschijningsvormen: een behoorlijk abnormale of zwakke ontwikkeling van sociale interactie (omgang met andere mensen) en communicatie (taal in al zijn facetten), alsmede een beperkt repertoire van activiteiten en interesses. In de volgende hoofdstukken zullen al deze symptomen verder worden uitgelegd.

Het lijkt erop dat al dit soort kinderen de hele dag worden geprikkeld of juist onvoldoende worden geprikkeld. De oorzaak daarvan wordt gezocht in het niet of niet juist kunnen verwerken van de informatie, die via de zintuigen binnenkomt. Bovendien lijken er problemen te bestaan bij de informatie-uitwisseling tussen de beide hersenhelften.

De kinderen met de ernstigste (meervoudige) ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme (ook wel autistische stoornis genoemd), bevinden zich aan de ene zijde van de genoemde glijdende schaal.

Aan de andere zijde van die glijdende schaal bevinden zich de kinderen met enkelvoudige ontwikkelingsstoornissen, specifieke ontwikkelingsstoornissen of meervoudige ontwikkelingsstoornissen in een mildere vorm. Onder enkelvoudige ontwikkelingsstoornissen vallen kinderen met aandachtstekortstoornissen (ADHD en ADD), kinderen met een zeer onhandige motoriek (DCD/clumsiness), kinderen met specifieke leerstoornissen (woordblindheid en rekenblindheid) en kinderen met een omschreven zwakte in het begrijpen van de sociale context. Onder specifieke ontwikkelingsstoornissen vallen kinderen met stoornissen als Asperger's stoornis, Rett's stoornis en Childhood Disintegrative Disorder (CDD). Beschrijvingen van de meeste van deze ontwikkelingsstoornissen zijn elders in dit handboek opgenomen .

Tussen de twee uitersten op de glijdende schaal zit een groep kinderen met ontwikkelingsstoornissen, zonder duidelijke grenzen, die wordt aangeduid met de term PDD-NOS (Pervasive Developmental Disorder-Not Otherwise Specified). Het woord 'pervasive' heeft in de Nederlandse taal geen echte evenknie en dient in deze context te worden vertaald met 'in alles (alle delen van de hersenen) doordringend'.

Onze theorie is dat autisme en PDD-NOS meervoudige ontwikkelingsstoornissen zijn, die samengesteld zijn uit meerdere enkelvoudige ontwikkelingsstoornissen. De ernst van de aanwezige enkelvoudige stoornissen bepaalt de ernst van de samengestelde meervoudige stoornis. De symptomen lijken diverser te worden naarmate kinderen lichtere vormen van PDD-NOS hebben. Kinderen met PDD-NOS zullen daardoor ook zeer uiteenlopend gedrag vertonen.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 15:59

Het syndroom van Asperger, of Aspergersyndroom, is een pervasieve ontwikkelingsstoornis binnen het autistische spectrum. Het verschil met andere vormen van autisme, zoals PDD-NOS en klassiek autisme, is voornamelijk een kwestie van definitie. Bij het syndroom van Asperger horen bijvoorbeeld wel sociale problemen, gebrek aan inlevingsvermogen, de voorkeur voor stereotiepe bezigheden en de afkeer van veranderingen, maar de intelligentie en taalontwikkeling zijn niet of tenminste niet ernstig gestoord. Door de relatieve pluspunten op het gebied van intelligentie en communicatieve vaardigheden wordt het Syndroom van Asperger ook wel hoogfunctionerend autisme genoemd. Zelf noemen ze hun stoornis ook wel het Oops, wrong planet!-syndroom, vanwege het idee dat ze al vanaf hun geboorte in de verkeerde wereld leven die niet op hen is afgestemd.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:01

Asperger en het autismespectrum

Het syndroom van Asperger heeft een aantal kenmerken met andere autistische stoornissen gemeenschappelijk, waaronder problemen met het opbouwen van relaties, een obsessieve toewijding binnen een beperkt interessegebied, afkeer van veranderingen, gebrekkige grove motoriek en dergelijke. Niet al deze factoren zijn bij het syndroom van Asperger even duidelijk aanwezig. Belangrijke verschillen met klassiek autisme zijn de praktisch normale taalontwikkeling, de normale intelligentie (hoewel met opvallende plus- en minpunten) en de normale neiging contacten met anderen te leggen (hoewel dat doorgaans niet goed lukt). Het syndroom van Asperger wordt om deze redenen vaak tot het mildere eind van het autismespectrum gerekend.

Afhankelijk van de aanpak van het diagnosecentrum, zal iemand met Asperger de diagnose ‘autismespectrumstoornis’, syndroom/stoornis van Asperger, hoogfunctionerend autisme of PDD-NOS kunnen krijgen. Al deze diagnosen vallen binnen het autismespectrum en hebben dus bepaalde eigenschappen met elkaar gemeen.

De diagnose wordt bemoeilijkt door de uiteenlopende methodes en instrumenten om Asperger vast te stellen, en de verschillende diagnostische criteria. Naast de, ook in Nederland toegepaste, Amerikaanse diagnosecriteria van de DSM-IV, zijn er ook die van de Wereldgezondheidsorganisatie (ICD-10), de Szatmari diagnostische criteria, de criteria van Gillberg en de criteria die Tony Attwood hanteert.

[bewerk] Ontwikkeling in het onderwijs

Kinderen met het syndroom van Asperger vallen vaak 'uit de boot' van het reguliere onderwijs, bijvoorbeeld door gebrekkig functioneren in de groep en specifieke problemen met een deel van de standaard lesstof. Speciaal onderwijs of buitengewoon onderwijs kan dan door de meer individuele benadering een uitkomst zijn. Behalve aanpassing van het onderwijs aan de specifieke talenten en zwakke kanten van de leerling kan ook tijd worden besteed aan specifieke training voor het verbeteren van sociale vaardigheden.

[bewerk] Compensatie en camouflage

Veel meer dan mensen met klassiek autisme leren mensen met het syndroom van Asperger op den duur omgaan met hun moeilijkheden in de omgang met de omgeving en het ontwikkelen/uitbuiten van hun kwaliteiten c.q. specifieke talenten. Hun betere verbale vaardigheden en begaafdheid (gemiddelde tot hoge intelligentie) camoufleren vaak hun andere (ernstige) beperkingen. Deze camouflage, en de beperkte wetenschappelijke informatie die beschikbaar is over hun beperkingen, maken dat hun handicap door de hulpverlening onderschat wordt. Hun beperkingen op het vlak van sociale omgang en empathie zijn nochtans aanzienlijk, en leiden vaak tot sociaal isolement en economische achterstand.

[bewerk] Pluspunten

Mensen met het syndroom van Asperger kunnen zich net als mensen met andere autistische stoornissen volledig van de buitenwereld afsluiten en zich intensief en langdurig bezighouden met de eigen interesses. In combinatie met een uitzonderlijk talent (wat overigens op zich met Asperger weinig te maken heeft) kan deze preoccupatie leiden tot bijzondere prestaties.

Er bestaat een trend om mensen met uitzonderlijke kwaliteiten, uit heden en verleden, ‘Asperger’ toe te dichten. Men denkt dan bijvoorbeeld aan mannen als Béla Bartók, Salvador Dalí, Albert Einstein, Bill Gates, Leonardo da Vinci, Andy Warhol en Ludwig Wittgenstein. Ook minder bekende mensen als John Howard, een van de pioniers van het gevangeniswezen, en Hugh Blair of Borgue, een 18e eeuwse jonker die in een beruchte rechtszaak veroordeeld werd, zouden het syndroom gehad hebben.

[bewerk] Prevalentie

[bewerk] Extreem mannelijk gedrag?

Nog meer dan andere stoornissen uit het autismespectrum, blijkt het Aspergersyndroom meer bij mannen dan bij vrouwen op te duiken.

Het Asperger Syndroom als extreem mannelijk gedrag is echter een verkeerde interpretatie van de “extreme male brain” theorie van Simon Baron-Cohen. Mensen met het Asperger Syndroom zouden van nature geneigd zijn zich op technische details en resultaten te richten en minder op contact en samenwerking. De meeste vrouwen zouden door hun afwijkende hersenstructuur meer invoelen en meevoelen (empathiseren)(zie amygdala). Mensen met Asperger zouden door hun extreem mannelijk verstand echter sterk systematiseren. Het is echter nog iets anders om als man of vrouw gedrag te vertonen dat autistisch lijkt, dan autistisch te denken, wat tot een uiteindelijke diagnose kan leiden. Mannen zijn wellicht meer systemisch dan empathisch gericht, maar kunnen zich in de situaties die ertoe doen wel aanpassen. Bij mensen met Asperger of Autisme is dat niet het geval.

Een andere theorie dan die van Simon Baron-Cohen stelt dat het meest aanvaarde en mannelijk gedrag wordt gecultiveerd om het besef van ‘het anders zijn’ te compenseren. Mensen met Asperger zouden nooit zichzelf zijn, omdat ze voortdurend bezig zijn zich aan te passen aan de eerder aangenomen normen. Mensen met Asperger zouden zich tevens jonger voordoen dan ze zijn, en ervaren ouder worden als bijzonder onplezierig.

Asperger-kenner Tony Attwood verklaart het overwicht van mannen op vlak van Asperger-diagnoses in het verschil in socialisatie, waardoor vrouwen beter hun beperkingen kunnen compenseren. Daarnaast zijn nogal wat zogeheten "Asperger-kenmerken" gewoon typische (en dus normale) mannelijke eigenschappen zoals de moeite om meerdere dingen tegelijk te doen, fascinatie voor cijfers, machines, enz.

[bewerk] Cijfers

Het merendeel van de informatie hoe vaak Asperger voorkomt, slaat op kinderen. Deskundigen die werken met mensen met het syndroom van Asperger, maar nog meer leken, lijken te vergeten dat deze net als iedereen van kindsbeen af groot worden en verder blijven leven als volwassene.

Bovendien werd vroeger alleen rekening gehouden met mensen die een diagnose ‘Klassiek Autisme’ kregen. Toen heette 1 op de 2200 mensen "autistisch". Sinds de term ‘autismespectrumstoornis’ steeds meer aanvaard raakt, wordt aangenomen (onder meer door het Vlaamse Autisme Centraal) dat 1 op de 1000 mensen klassiek autisme heeft en 1 op de 200 mensen autistisch is. Het Nederlandse Landelijke Netwerk Autisme neemt aan dat ongeveer 1 op de 400 mensen autistisch is. Eén op vier daarvan zou vrouw zijn.

[bewerk] Kenmerken

[bewerk] Sociale beperkingen

Mensen met het syndroom van Asperger kunnen vaak moeilijk tussen de regels lezen binnen de sociale context. Ze beseffen vaak niet intuïtief wat sociaal aanvaard is, en vinden niet altijd de juiste toon of mimiek om hun eigen emotionele toestand te uiten. Ze hebben het soms moeilijk letterlijke en figuurlijke taal uiteen te houden en iemands lichaamstaal te lezen. Ze weten vaak ook niet wanneer ze aan het woord moeten/kunnen komen en wanneer niet (en zeggen: 'Wanneer mag ik mijn verhaal afmaken?')

Metaforen zijn voor mensen met Asperger vaak moeilijker te begrijpen. Als indirect gevolg daarvan hebben ze in min- of meerdere mate last van gedachteblindheid. Overigens vergelijken ze vaak wel mensen met computers. Door middel van intelligentie en oefening echter kunnen veel mensen met Asperger, op termijn deze "gebreken" in min- of meerdere mate leren te ondervangen. Gewoonlijk leert de persoon gedurende zijn adolescentie "beter" met mensen omgaan. De vooruitgang die hij boekt, verloopt echter als de processie van Echternach: op een periode van verbetering volgt dikwijls een tijd waarin het hem weer minder goed afgaat. Hij moet door schade en schande wijs worden.

Toch presteren ze, wat hun autisme niet zou doen vermoeden, vrijwel normaal op vlak van lees– en schrijfvaardigheden, soms zelfs bovengemiddeld. Bij een groep mensen met Asperger loopt de theoretische kennis van sociale vaardigheden, de sociale kennis, voorop op de sociale ontwikkeling, de sociale praktijk zelf. Wat psychologen en andere onderzoekers vaak opvalt bij mensen met Asperger, is dat er vaak een aanzienlijk grote kloof is tussen het gemeten IQ en het evt. gemeten EQ van de persoon. Meestal is het IQ (ver) boven het gemiddelde en is het EQ (ver) onder het gemiddelde. Ook is er tussen deze twee quotiënten vaak een soort 'wipwap'-effect wat ook bij veel hoogbegaafden te zien is: zodra het IQ stijgt, gaat dit ten koste van het EQ en worden zodoende de sociale vaardigheden en emotionele ontwikkeling minder. Als de persoon zich minder concentreert op z'n intellect en intelligentie, kan dit soms juist weer gunstig werken op de sociaal-emotionele vaardigheden.

Sommige autistische personen herkennen ook gemakkelijker de lichaamstaal van andere autisten terwijl neurotypische mensen het daar veel moeilijker mee hebben. Veel van de sociale moeilijkheden zouden volgens mensen met Asperger te maken hebben met een wederzijds onbegrip, in die zin dat noch de autistische persoon noch de ‘neurotypical’ (de standaardmens) elkaar verstaan. Een belangrijk verschil hierbij is dat mensen met Asperger zich hier vaak van bewust zijn, anders dan de gemiddelde neurotypical. Een hieruit voortvloeiende veelgemaakte fout is dat vele neurotypische mensen denken dat de Asperger hén niet begrijpt terwijl het tegenovergesteld ook waar is. Vaak denken neurotypicals dan ook dat zij de Asperger (gedeeltelijk) begrijpen met als gevolg dat deze minder tot niet meer naar de Asperger luisteren.

Het kan ook zijn dat beperktere sociale vaardigheden tot gevolg hebben dat mensen met Asperger onbewust geen zin hebben om te communiceren met andere mensen. Dit is vaak geen sociaal vermijdingsgedrag dat bewust gebeurt.

[bewerk] Opgaan in afwijkende interesses

Mensen met Asperger kunnen intense preoccupaties koesteren. Het soort interesse kan per Asperger sterk verschillen. Zo kan de ene persoon met Asperger helemaal geobsedeerd zijn door bv. het verzamelen van postzegels, en kan de ander weer compleet opgaan in bv. computers. Anderen weten weer alles van bv. reptielen, fototoestellen, wiskunde of het weer. Ook kan het voorkomen dat iemand met Asperger ongebruikelijke of vreemde/bizarre interesses ontwikkelt die bijna niet voorkomen, bv. het verzamelen van ventieldopjes, schoenveters of fietsstandaarden. Niet alleen de interesse zelf, maar vooral ook de intensiteit waarmee mensen met Asperger zich ermee bezighouden, verschilt van anderen.

Hans Asperger noemde de kinderen met Asperger die hij observeerde ‘professortjes’ omdat hij vaststelde dat de 13-jarige patiënten een even uitgebreid en genuanceerd beeld hadden over hun ‘onderzoeksgebied’ als professoren. Een belangrijk verschil is echter dat mensen met het syndroom van Asperger de informatie niet op een zodanige manier kunnen reproduceren en overbrengen als professoren, die met elkaar in discussie gaan en studenten moeten doceren, dat wel kunnen.

Het is gewoonlijk wel zo dat iemand met Asperger gedurende zijn kindertijd een paar keer van interesse wisselt. Een kind dat bijvoorbeeld op zesjarige leeftijd de betekenis van alle verkeersborden uit zijn hoofd weet kan zich drie jaar later de hele tijd met dinosaurussen bezighouden of hartstochtelijk postzegels verzamelen. In de puberteit komt de definitieve interesse gewoonlijk vast te liggen.

Kinderen en adolescenten met Asperger hebben doorgaans weinig geduld voor wat zich buiten hun interesses afspeelt. Op school worden ze gezien als hoogbegaafden, omdat ze duidelijk beter presteren dan hun leeftijdgenoten in hun interessegebieden maar daarbuiten sterk ongemotiveerd zijn. Het IQ van een aanzienlijk deel van de Aspergers ligt ver boven het gemiddelde. Anderen daarentegen zijn niet meer dan gemiddeld begaafd maar zijn hypergemotiveerd om de beste te zijn van de klas.

De combinatie van beperkte sociale vaardigheden en preoccupaties leidt tot ongebruikelijk gedrag zoals het verwelkomen van een vreemde met het afsteken van een lange monoloog over een stokpaardje in plaats van zichzelf kortweg, zoals de huidige maatschappij verwacht, voor te stellen. Sommige volwassenen ontwikkelen meer tolerantie om te diversifiëren en de wereld en haar bevolking te verkennen.

[bewerk] Verbale en taalbeperkingen

Mensen met Asperger staan bekend voor hun pedante manier van spreken, met gebruik van taal die te formeel en gestructureerd is voor de gebruikte situatie. Er is vaak weinig of geen intonatie in hun stem, waardoor ze autoritair overkomen. Zo kan een vijfjarige met Asperger gemakkelijk bepaalde woorden en een intonatie gebruiken die goed zouden passen in een universiteitscursus, vooral als het gaat over zijn hobby. Mensen met Asperger kunnen vaak heel erg lang over 1 ding blijven praten, terwijl de ander er eigenlijk al geen interesse meer voor toont.

Mensen met Asperger maken vaak nieuwe woorden en ongewone samentrekkingen. Zo ontstaat vaak een aparte vorm van humor (woordspeling, woordspel, kreupelrijm, satire). Letterlijke interpretatie is een beperking die sommige, maar niet alle mensen met Asperger delen met anderen uit het autismespectrum. De resultaten hiervan kunnen lachwekkend overkomen bij anderen. Sommigen zijn daarentegen zo sterk in geschreven taal dat ze hyperlexie hebben.

Hoewel mensen met Asperger over het algemeen geen stoornis in hun taalontwikkeling en spraak hebben, kunnen zij absoluut wél moeite hebben met het op gang houden van een gesprek. Soms kan het voorkomen dat ze even niets meer weten te zeggen en niet of slecht uit hun woorden kunnen komen. Dit is ook heel erg afhankelijk van de inhoud van het gesprek, de situatie en het gespreksonderwerp. Wanneer een Asperger moet praten over 'koetjes en kalfjes' zal hij/zij sneller vastlopen dan wanneer het over één van z'n interessegebieden gaat. Mensen met Asperger vinden het dan soms ook erg wonderlijk dat niet-Aspergers zomaar heel gemakkelijk over vrije onderwerpen (koetjes en kalfjes) kunnen praten en daarbij voortdurend uit de losse pols het gesprek op gang weten te houden.

Echolalie evenals palilalie kunnen eveneens voorkomen bij mensen met Asperger, zowel als bij anderen uit het autismespectrum. Toch geven kinderen met Asperger vaak blijk van gevorderde mogelijkheden op vlak van taal in vergelijking met hun leeftijdgenoten. Toch zou het jammer zijn als we ons beperken tot deze mogelijkheden, gezien taal in combinatie met de sociale beperkingen het dagelijks leven vooral in de volwassenheid kan ontwrichten.

[bewerk] Emotionele bijzonderheden

Iemand met het syndroom van Asperger heeft het moeilijk emoties van anderen te plaatsen, in het bijzonder de subtiele boodschappen door gelaatsuitdrukkingen, oogcontact en (intiem) lichamelijk contact. Ze zijn vaak sterk egocentrisch, maar lang niet altijd egoïstisch. Mensen met Asperger zijn vaak emotioneler maar hun vermogen om deze emoties te kanaliseren en op een maatschappelijk aanvaardbare manier te uiten ontbreekt. Bedoelingen opnemen en de vorm om hun eigen bedoelingen te uiten is bij mensen met Asperger, net als bij andere mensen uit het autismespectrum, moeilijk te realiseren. Expliciet zijn en in een heldere taal (dat wil zeggen zonder gebruik van figuurlijke taal en onduidelijke begrippen zoals het woord normaal in "doe eens normaal") uitleggen wat men als niet-autistische persoon wil en bedoelt, kan veel verwarring en onbegrip uit de weg gaan. Een persoon met het syndroom van Asperger kan wanneer zaken op een overwachte manier gaan last krijgen van emotionele spanning. Kwaadheid of een huilbui kan dan het gevolg zijn.

Het overgrote merendeel van de wetenschappelijke informatie die beschikbaar is over het syndroom van Asperger heeft betrekking op kinderen. Over de wijze waarop het syndroom bij volwassenen tot uitdrukking komt, beschikken we momenteel meer over vermoedens dan harde feiten. Men veronderstelt dat de meeste mensen met het syndroom van Asperger op den duur leren omgaan met de symptomen (d.w.z. punten waarop ze van anderen verschillen).

[bewerk] Diverse kenmerken

Mensen met Asperger hebben een diversiteit aan zintuiglijke, ontwikkelings- en psychologische bijzonderheden. Fijne motorische vaardigheden kunnen bijvoorbeeld vertraagd zijn. Een merkwaardige manier van wandelen of een gepreoccupeerde manier van vinger-, hand-, arm- of beenbewegen.

Mensen met Asperger zouden zich tevens aangetrokken voelen tot orde en routine, terwijl verandering in routines en vaststaande ordes angstaanvallen kunnen veroorzaken. Ook overprikkeling en extreme gevoeligheid voor tast, geluiden, smaken, … zijn mogelijk. Deze overgevoeligheid leidt ertoe dat ze zich slechter kunnen concentreren. Als er in een kamer een klok tikt, kan die klok hen uit hun slaap houden, hoewel de gevoeligheid voor onregelmatige prikkels vaak groter is.

Sommigen zijn zelfs extreem gevoelig voor luide geluiden of sterke geuren of houden er allerminst van aangeraakt te worden, bijvoorbeeld met de hand op de schouder of door te kussen. Het tikken van een klok, het druppelen van water uit een defecte kraan, hoe stil ook, of het fladderen van een dwergvlieg kan zulke mensen tot razernij brengen. Te fel licht, zoals TL-verlichting, en te felle kleuren kunnen letterlijk een marteling zijn.

Ook onderprikkeling is mogelijk, wanneer mensen met Asperger niet reageren op bepaalde prikkels, soms zelfs hevige pijnen. Dit komt echter meer voor met andere mensen uit het autismespectrum.

Bovendien kunnen mensen met Asperger te maken hebben met perifere problemen zoals klinische depressie, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, syndroom van Gilles de la Tourette, angststoornissen (met name obsessief-compulsieve stoornis en fobieën). Er zijn ook mensen met Asperger die ook gediagnoseerd worden met dysgrafie, dyspraxie, dyslexie of dyscalculie. Mensen met Asperger vertonen ook wel kenmerken van depressie als gevolg van de matige communicatie met en het onbegrip met betrekking tot de buitenwereld.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:03

DSM-criteria voor Asperger

Het DSM-IV geeft de volgende criteria (299.80):

* A. Kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, wat blijkt uit minimaal twee van de volgende criteria:
1. Duidelijke tekortkomingen in meerdere vormen van niet-verbaal gedrag, bijvoorbeeld rechtstreeks oogcontact, gelaatsexpressie, lichaamshouding en gebaren in sociale context.
2. Onvermogen tot het aangaan van relaties met leeftijdgenoten die passend zijn bij het niveau van ontwikkeling.
3. Ontbreken van het spontaan delen van vreugde, interesses of prestaties met anderen (bijvoorbeeld geen voorwerpen tonen, geven of aanwijzen).
4. Gebrek aan sociale of emotionele wederkerigheid.
* B. Beperkte herhaalde en stereotiep gedragspatronen, interesses en activiteiten -patronen, wat blijkt uit minimaal één van de volgende criteria:
1. Overheersende preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte interessepatronen die afwijkend is in intensiteit of aandachtsgebied.
2. Duidelijk inflexibel vasthouden aan niet-functionele routinehandelingen of rituelen.
3. Stereotiep en herhaald motorisch gedrag (bijvoorbeeld fladderen of draaien van handen of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam).
4. Duidelijke preoccupatie met delen van voorwerpen.
* C. De aandoening leidt tot klinisch significante tekortkomingen op sociaal of beroepsmatig gebied of op andere belangrijke terreinen.
* D. Er is geen klinisch significante achterstand in de taalontwikkeling (bijvoorbeeld woorden op tweejarige leeftijd, zinnen op driejarige leeftijd).
* E. Er is geen klinisch significante achterstand in de cognitieve ontwikkeling of in de ontwikkeling van zelfhulpvaardigheden, aanpassingsgedrag (sociale interactie niet meegerekend) en de nieuwsgierigheid naar de omgeving.
* F. Er is niet voldaan aan de criteria voor een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:05

Wat is Attention Deficit Disorder (ADD)
ADD staat voor Attention Deficit Disorder, of aandacht-tekort-stoornis (lees als aandacht overschot) en is een genetisch bepaalde aandoening Veel van de symptomen komen overheen met die van ADHD (ADD met hyperactief gedrag) Dit is ook de bekendste vorm van ADD. De termen ADHD en ADD worden in medialand regelmatig door elkaar gehaald ter verwijzing naar ADHD. (ADD met hyperactiviteit) Ook wel Alle Dagen Heel Druk genoemd. Dit is niet helemaal correct omdat niet iedereen met ADHD hyperactief of druk is. In alle volledigheid spreken we ook wel over AD/HD.

Er zijn 2 Typen bekend:

1. Alleen concentratieproblemen (“onoplettend”)
ADD (Attention Deficit Disorder)

2. Concentratieproblemen / hyperactiviteit / impulsiviteit / snel driftig
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)

Ook een combinatie van beide typen is mogelijk. Vaak omschreven als het gecombineerde type of AD/HD
Waar komt ADD vandaan

ADD is (voor 80%) genetisch overgedragen door ouders of grootouders en veroorzaakt door biologie, de manier waarop de hersens met elkaar in verbinding staan. Ook wel omschreven als andere bedrading of extra bedrading en/of circuits. Het is geen "ziekte" van de wil, geen moraal falen en is niet veroorzaakt door een verkeerde opvoeding, een zwakte in karakter of door onvolwassenheid. De oplossing ligt niet in wilskracht, straf, opoffering of pijn.

Alleen bij enkele ADDers kan alcohol misbruik bij de zwangerschap, een zwaar ongeluk of een te vroege geboorte hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van ADD. Een teveel aan suiker veroorzaakt geen ADD.

ADD heeft te maken met kleine verschillen in de hersenen (anders dan bij het grootste deel van de bevolking) Het lijkt er op dat het te maken heeft met 2 stofjes die meewerken bij het versturen van informatie tussen verschillende cellen in de hersenen, specifiek in het gebied dat verantwoordelijk is voor aandacht / concentratie en het aanzetten tot activiteit. Meer

Er moeten nog steeds veel onderzoeken worden gedaan naar de absolute oorzaak van ADD. Door moderne studies met 3D afbeeldingen van de hersenen is het nu mogelijk om de werking van de hersenen bij een AD/HDer dieper te doorgronden. Er is gebleken dat bij een scan de hersenen van een volwassen ADDer en een niet ADDer zichtbaar van elkaar verschillen. We komen steeds meer te weten over de ADD hersenen en het lijkt er steeds meer op dat de ADD hersenen niet defectief zijn maar simpelweg anders werken. Het "Oplichten" van de hersenen, vereist een injectie met een middel dat in veel landen niet is toegestaan. Een dergelijke scan is om die reden in Nederland nog niet mogelijk.

De verschillende hersen functies/deeltjes/stofjes worden ook wel omschreven als de bekende kenmerken van ADD. Het hoe, wat en waar in de hersenen moet nog verder onderzocht worden. Daarnaast is duidelijk geworden dat met name mensen met ADD (zonder hyperactiviteit) meer problemen hebben met het aanzetten tot alertheid/motivatie. Iedereen heeft wel eens problemen met het activeren van deze functies maar bij ADDers is dit een chronisch probleem. Medicatie kan eventueel helpen dit te verbeteren.

ADDers nemen informatie wel op en begrijpen dit vaak prima maar het verwerken ervan duurt langer. De informatie blijft hangen in een tijdelijke opslag ruimte zoals bij computers. De inhoud van dit werk-geheugen helpt je (slecht?) om te gaan met emoties/situaties in het hier en nu. De ruimte is beperkt en kan overladen worden. (Gevolg overspannen of burnout)

De meeste AD/HDers lijken ook "last" te hebben van Hyper Sensitivity (Hooggevoeligheid) Hier is nog geen onderzoek naar gedaan.

ADDers verplaatsen zich graag naar de achtergrond om daar in alle rust hun gedachten op orde te houden. Zij zijn zich voortdurend bewust van ieder detail in hun omgeving (licht, geur, kleur en geluid) en hebben grote moeite de aandacht vast te houden bij 1 onderwerp. De ADDer lijkt hierdoor een wat dromerig, afwezig type. Bij ADD is de hyperactiviteit niet zichtbaar in het gedrag zoals bij ADHD. Deze hyperactiviteit is wel aanwezig maar deze manifesteert zich als ware in het hoofd / in de gedachten van de ADDer.

ADD manifesteert zich voornamelijk bij vrouwen op een heel andere manier dan bij mannen. Veelal onopgemerkt waardoor deze vrouwen een lange lijdensweg ondergaan en de symptomen van ADD aan hun eigen karakter/persoonlijkheid wijten tot op late leeftijd. Een traditionele loopbaan en gezinsomstandigheden is voor veel ADD vrouwen niet haalbaar.
Over het algemeen zijn ADDers erg onzeker, perfectionistisch en uiterst kritisch over zich zelf.

ADDers zijn zich pijnlijk bewust van hun beperkingen, de verwachtingen van hun omgeving en leren zich het gedrag aan dat van hen verwacht wordt. Daarnaast zijn ADDers in staat hun concentratie vermogen tijdelijk naar bewonderenswaardige hoogte te verscherpen (bewust aan te zetten / verhogen) hetgeen grote hoeveelheden energie kost maar tot uitstekende resultaten kan leiden. Dit vermogen wordt Hyper Focus genoemd. Het is voor een ADDer echter een dagelijkse strijd om niet zijn of haar andere verantwoordelijkheden te verwaarlozen.

Natuurlijk valt de last minder op als u niets anders gewend bent dan dagelijks strijd voeren met een last op uw rug waar u mee geboren bent. De zwaarte van de last valt dan niet meer zo op. Maar stelt u zich eens voor dat dit gewicht na 30 jaar weg valt, ineens kunt u veel harder lopen. Dat is wat de meeste mensen ervaren wanneer op volwassen leeftijd duidelijk wordt dan men ADD heeft.

What is ADD? "The mind of a Pentium 4 with the memory of a 286."

Leren begrijpen dat uw hersenen anders werken is na een diagnose de eerste stap. Als u ADD heeft dan weet u dat het u extra moeite kost om zich te kunnen concentreren op één specifieke taak. Het kan zijn dat werk of studie u dwingen om al uw aanwezige energie te benutten, waardoor uw persoonlijk leven en/of partner onvoldoende aandacht krijgen. Het aantal scheidingen onder mensen met AD/HD is veel hoger dan normaal. Meer

ADDers zijn over het algemeen vermoeid / energieloos tegen een uur of 3 in de middag en hebben problemen om in slaap te komen. Ook tijdens de slaap heeft een ADDer last van zijn of haar ADD symptomen, hierdoor heeft de ADDer vaak slaap problemen en grote moeite bij het wakker worden.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:13

Wat betekennen al die zaken heeeeh= Nou, hierboven vind je al de eerste duidelijke uitleggingen die er niet om liegen. Het ligt in zekere zin bij elkaar, en het is allemaal geen ziekte, het is een aangeboren afwijking, een syndroom.


Maar waar je ook komt, overal ben je het tweederangs lulletje.

Hier clever je ook bent. je merkt ook dat anderen met minder IQ je voorbij stevenen met topsnelheid. Zonder opgave vn redenen mogen zij je were informatie is gekomen.





Knus= Nou nee, niet direct.....




Je vraagt er volgens jezelf ook niet om. Ik hoor niet bij die beroemmde ger gez wat dat ook mag betekenen, maar het zal best die zelfde God zijn, waar ik dit op mn 57/e mee moet uitworstelen. En ondanks het lidmaatschap van een andere kerkelijke klub merk ik net zo goed de pijn van die klap tegen de heup die dit voorstelt. En ik voelde het al voordat ik zo worstelde met God als nu.









.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:18

DSM-IV-criteria

Het handboek DSM-IV geeft de volgende criteria voor autistische stoornis:

* kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, zoals blijkt uit minstens twee van de volgende elementen:
1. Opmerkelijke tekortkomingen in het aanwenden van lichaamstaal of houding. Bijvoorbeeld; rechtstreeks oogcontact, gelaatsexpressie, lichaamshouding en gebaren.
2. Onvermogen om met leeftijdsgenoten relaties aan te gaan die aangepast zijn aan het ontwikkelingsniveau, ze gaan meestal om met jongere kinderen of oudere mensen, maar niet met leeftijdsgenoten.
3. Onvermogen om spontaan vreugde, interesses of successen te delen met andere personen (bijv. Niet kunnen tonen, aanduiden of aanwijzen van voorwerpen die belangstelling wekken).
4. Gebrek aan sociale of emotionele wederkerigheid ofwel het niet tonen van emoties.
* kwalitatieve tekortkomingen in de communicatie, zoals blijkt uit minimaal een van de volgende elementen:
1. vertraging in of gebrek aan ontwikkeling van de gesproken taal (zonder pogingen tot compensatie via andere manieren van communicatie, bijvoorbeeld gebaren of gelaatsuitdrukkingen)
2. bij personen met goed taalgebruik tekortkomingen in het voeren van conversaties met anderen
3. stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig, afwijkend taalgebruik
4. ontbreken van gevarieerd en spontaan fantasiespel of sociaal imiterend spelen op het passende niveau van sociale ontwikkeling
* Beperkte, repetitieve en stereotiepe gedrag-, interesse en activiteiten-patronen, zoals blijkt uit minstens één van de volgende elementen:
1. Allesomvattende preoccupatie, die abnormaal is voor wat intensiteit of aard betreft, met één of meerdere stereotiepe en beperkte interesse-patronen.
2. Ogenschijnlijke onwrikbare gehechtheid aan specifieke, afunctionele routines of rituelen.
3. Stereotiepe en repetitieve motore maniërismen (bijvoorbeeld fladderen of draaibewegingen maken met handen of vingers, of complexe bewegingen maken met heel het lichaam).
4. Aanhoudende preoccupatie met (delen van) voorwerpen.
* Vertraagd of abnormaal functioneren op minimaal een van de volgende gebieden, beginnend voor de leeftijd van drie jaar: (1) sociale interactie, (2) taal (gebruikt in sociale communicatie) of (3) symbolisch spel of fantasiespel.
* Er is niet voldaan aan de criteria voor de stoornis van Rett of desintegratiestoornis van de kinderleeftijd.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:23

Waarom heb ik behalve pdd/nos en asperger de


autistische stoornis


hierboven als beschrijvingen ingezonden=



Omdat dit de drie velden zijn , die de psycholoog me als drie zuilen heeft gepresenteerd.

Het hoort allemaal bij het autistische spectrum. Ook de autistische stoornis. Deze laatste is gewoon een brooertje van pdd/nos en asperger.


En ikzelf maak dus ook nog kans om behalve deze derde ook nog Add te hebben. Waar ik ook een beschrijving van inzond.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:27

Nou. Dit is het dus voorlopig. Als je niet tot de ger gez maar bij de moskee hoort, maak jek even grote kans op dit soort misselijk makende shit.


En ook de iq/ factor maakt niks uit. Maar vrouwen hebben het allemaal 4 maal zo zelden. Discriminatie= Achh.....


Komt door de andere hersenbouw van de dames.




Op zich al een bewijs dat het aangeboren is.




Iemand in mijn eigen nominatie zei± Ik dacht dat het alleen bij kinderen was. Ik vroed hem ± Kan je me dan ook vertellen op welke leeftijd het zo´n beetje ophoudt=

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:32

boba publicaties
autist beleeft geloof. maar hoe?

Mensen met autisme hebben moeite met contact maken en relaties onderhouden. Geldt dat ook voor hun relatie met God? Voor het eerst is daar onderzoek naar gedaan, bij jongeren tussen veertien en achttien jaar.

UTRECHT - Voor Gerdien Bouwman en Marieke van der Maten was de uitslag van hun onderzoek verrassend. Mensen met autisme hebben moeite met emotieherkenning; ze kunnen de ander niet goed inschatten in een gesprek, hoe die denkt en reageert. In contacten lopen ze daarmee vaak vast. Je zou misschien verwachten dat dat ook in hun relatie met God lastig is, dat ze Hem minder persoonlijk ervaren dan andere mensen. Maar daarin merkten we geen enkel verschil. Dat was heel mooi om te ontdekken; zegt Bouwman.

Voor het onderzoek vulden 55 jongeren met autismeverwante stoornissen én ruim driehonderd leeftijdgenoten - leerlingen van gereformeerde en reformatorische scholen voor vmbo, havo en vwo - een vragenlijst in. In kennis en denkbeelden over God weken ze niet af. Maar ook de antwoorden op uitspraken als Ik kan met God praten alsof Hij een vriend is, of Ik voel bijna nooit dat God bij mij is, verschilden niet.

Jongeren met autisme ervaren Gods aanwezigheid en zijn acceptatie net zo goed als andere jongeren, komt volgens Bouwman uit het onderzoek naar voren. Het onderzoek wordt op 12 mei gepresenteerd tijdens een studiedag in Amersfoort, bedoeld voor ouders, predikanten, catecheten, godsdienstleraren.

Ouders hebben vaak wel het idee dat de geloofsbeleving van hun autistische kind afwijkt. Er gaat in hun kinderen waarschijnlijk méér om dan zij weten, denkt Bouwman. Kinderen met autisme ervaren heel veel. Maar ze vinden het moeilijk om dat te verwoorden.
getuigenis

Beide onderzoekers werken bij Eleos, een gereformeerde organisatie voor geestelijke gezondheidszorg; met het onderzoek zijn ze aan de universiteit van Utrecht afgestudeerd, Bouwman als ontwikkelingspsycholoog, Van der Maten als pedagoog.

Ze willen hun conclusies niet al te stellig presenteren. Het is nog maar het eerste onderzoek op dit terrein en de uitkomst kan vertekend zijn. Bijvoorbeeld als de autistische jongeren sommige vragen hebben beantwoord zoals het hoort.

Het onderzoek sluit ook niet uit dat geloofsbeleving bij mensen met een autismestoornis toch anders werkt.

Meer via hun verstand bijvoorbeeld: misschien weten ze dat bij geloof ervaring hoort, en beleven ze het daarom, op hun manier. Dat zou kunnen, stemt Bouwman toe. Toch denkt ze dat de geloofsbeleving die de jongeren invulden, echt is. We hebben met heel veel van hen ook gesproken en dan zág je soms dat God echt een realiteit voor hen was. In de extra ruimte voor opmerkingen op onze vragenlijst gaven sommigen ook echt een soort getuigenis.

Het onderzoek was kleinschalig en is daarom beperkt tot jongeren die op het reguliere voortgezet onderwijs zitten; kinderen in het speciaal onderwijs vallen erbuiten.

De uitkomst verbaast Erwin Roos helemaal niet. Hij heeft zelf het syndroom van Asperger, een vorm van autisme; hij schrijft af en toe over zijn stoornis, in het Nederlands Dagblad onder meer. Op de studiedag is hij ook een van de sprekers, als ervaringsdeskundige. Natuurlijk beleven autisten hun geloof ook; dat zou wel bekend zijn, als er meer mét in plaats van óver autisten gepraat werd, zegt hij.

In menselijk contact lopen autisten vaak vast, maar de band met God is volgens hem anders. Hoe eenzaam of alleen je ook bent in menselijke relaties, God is er altijd. Hij noemt het bekende gedicht van de voetstappen aan het strand.

Zelf is hij in zijn puberjaren God een tijd kwijt geweest. Totdat ik voelde: God wil mij niet kwijt. En dus moest God wel bestaan. En dus moest ik ook in Hem geloven, omdat Hijzelf zegt dat zijn Woord waar is.

Autisten denken concreet; met abstracte begrippen kunnen ze moeilijk uit de voeten, maar om te geloven maakt dat volgens Roos niet uit. Iedereen moet de taal en de beeldspraak van de Bijbel leren begrijpen. Als Jezus zegt Ik ben de weg, snap je heus wel dat Hij het niet over een asfalt-weg heeft.

Roos (29) denkt niet dat mensen met autisme hun geloof vooral beredeneren, en van daaruit ervaren. Want met je verstand kun je geen keuze maken. Er zijn zo ontzettend veel theorieën en geen enkele theorie valt te bewijzen. Welke moet je dan gaan aanhangen? Je moet toch eerst aannemen dat God bestaat, en dat doe je vanuit je gevoel. Er moet iets zijn wat je overtuigt of aanspreekt.
zwart-wit

Petra Janssen (niet haar echte naam), moeder van een zoon van zeventien met asperger, betwijfelt de uitkomst van het onderzoek. Ze is bang dat er veel sociaal wenselijke antwoorden gegeven zijn. Ik denk de laatste tijd wel eens: autisten hebben niet minder gevoelsleven, ze voelen te véél. En dan is het zwart of wit, ook doordat ze vaak heel eerlijk zijn: óf ze gaan helemaal voor het geloof, óf ze haken af. Een beetje erbij hangen, meelopen, afwachten tot je wat ouder bent is er niet bij. Onze zoon was als kind heel gelovig, hij hield acties voor Open Doors, hij wilde zendeling worden. Nu wil hij niet meer geloven. Hij geeft God de schuld van zijn stoornis en van sterfgevallen in zijn omgeving; hij snapt niets van een God die zijn Zoon de dood in stuurt. Hij zit vol kritische vragen, hij vloekt tegen ons in dwarse buien; en even later kan hij tegen een pastoraal werker heel gelovige dingen zeggen. Misschien weet hij het zelf ook niet. En hij mist de steun van een vriendengroep, wat op deze leeftijd vaak zo belangrijk is voor de band met de kerk. Hij wil graag contacten, hij wil erbij horen, maar dat gaat lastig.

Van zijn ouders hoeft hij niet meer naar de kerk en naar catechisatie, niet meer bij het Bijbellezen en bidden aan tafel te zitten. En nu die druk eraf is, doet hij weer af en toe wel mee. Maar als er iemand vóór hem in de kerk zit met lang haar, dat over zijn psalmboek valt, is het al mis, of als iemand een bepaalde geur bij zich heeft. Of hij hoort één zin in de preek of in een gesprek met ons die hem niet aanstaat, en het hoeft voor hem niet meer. Wij proberen het los te laten en te zeggen: Heer, hij is van u, u hebt hem niet voor niets aan ons gegeven, doet u het maar. En ik weet dat er ook andere mensen zijn die zo voor hem bidden.

De studiedag wordt op 12 mei gehouden in het Van Lodensteincollege in Amersfoort. De organisatie is in handen van: Eleos (geestelijke gezondheidszorg), Dit Koningskind (vereniging van gehandicapten en hun familie) en SGJ (jeugdzorg). De vooraanmelding is volgeboekt. Presentatie eerste onderzoek onder jongeren met autismestoornis op 12 mei 2007.
bron: Nederlands Dagblad; 28-04-2007, Artikel overgenomen van de site: www.landelijknetwerkautisme.nl

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:36

Geen twee mensen met autisme zijn gelijk. Dit maakt het ook zo lastig om gedrag van kinderen met autisme op de juiste wijze te duiden.

Ouders, verzorgers, leerkrachten en (peuterspeelzaal)leidsters voelen vaak intuïtief aan dat het kind anders is dan andere kinderen, maar kunnen er niet precies de vinger opleggen. Bovendien moet men ook erg voorzichtig zijn met al te snelle conclusies, omdat het bij kinderen op jonge leeftijd erg moeilijk is om precies vast te stellen wat er aan de hand is.



Mogelijke kenmerken van kinderen met autisme
Kinderen met autisme hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Alle vormen van autisme worden gekenmerkt door een triade van stoornissen (van Doorn & Stavenga, 2001, pagina 210):



* stoornis in de sociale wederkerigheid

- het contact is vaak grenzeloos en bizar; er is sprake van objectivering van de ander
- het kind kan plezier en bezigheden met anderen niet delen

* stoornis in de communicatie:

- het taalgebruik is, hoewel vaak correct, eigenaardig, plechtstatig
- het kind maakt gebruik van stopwoorden en stereotype uitdrukkingen.

* stoornis in het verbeeldend vermogen:

- het kind is in de ban van één thema, heeft éénzijdige interesses (bijvoorbeeld dinosaurussen,

astronomie);

- het kind stelt eindeloos vragen om het vragen;
- het kind verliest zich in fantasieën; fantasie en werkelijkheid worden nauwelijks onderscheiden;
- het kind kan onlogische angsten hebben;
- er is sprake van gefragmenteerd denken en het kind heeft moeite met generaliseren.

Stylus
Verkenner
Verkenner
Berichten: 50
Lid geworden op: 13 mar 2005 21:50

Berichtdoor Stylus » 01 jul 2007 16:36

Voor ouders en leerkrachten is het belangrijk te weten welke signalen kunnen duiden op een autisme spectrum stoornis (ASS). Hiervoor bestaan verschillende signaleringslijsten.



Bij het gebruik van deze signaleringslijsten is voorzichtigheid geboden. Met de lijsten kan alleen gesignaleerd worden dat een kind opvallend gedrag vertoont, dat wijst op autisme. Aan de uitslag van een signaleringslijst mogen echter absoluut nog geen conclusies verbonden worden ten aanzien van het al dan niet aanwezig zijn van een autisme spectrum stoornis. De lijsten worden in een aantal gevallen door leerkrachten of ouders ingevuld. De interpretatie van de scoringsresultaten wordt echter door een gedragsdeskundige gedaan.



In het kader van de leerlinggebonden financiering zijn verschillende testen en vragenlijsten onder de loep genomen. Deze zijn bekeken op hun bruikbaarheid voor indicatiestelling in het kader van de leerlinggebonden financiering. De bevindingen van dit onderzoek zijn weergegeven in:
W. Resing, A. Evers, H. Koomen & N. Pameijer (2002). Indicatiestelling: condities en instrumentarium in het kader van leerlinggebonden financiering. NDC: Boom. Bij een beschreven instrument is de COTAN beoordeling (goed, voldoende, voorlopig aanvaardbaar, onvoldoend) vermeld.



CBCL, TRF en USR
CBCL (Child Behavior Checklist voor kinderen ), TRF (Teacher Report Form) en USR (Youth Self Report, voor kinderen vanaf 11 jaar) bewerkt voor de Nederlandse situatie door Verhulst, Koot, Akkerhuis en Veerman (1990). De CBCL is bedoeld voor ouders en de TRF voor leerkrachten. Met de CBCL en TRF kan nagegaan worden hoe ouders en leerkrachten het kind beleven. Door vragen over het kind kan vastgesteld worden welke problemen zij ervaren: internaliserende problemen, externaliserende problemen of aandachtsproblemen. De score van de lijsten levert een profiel op waarin aangegeven staat of de beleving van de invuller boven de 'klinische norm' uitkomt of tot de normale populatie behoort.


De volgende gedragsclusters en syndromen worden aangegeven: teruggetrokken, somatische klachten, angstig en depressief, sociale problemen, denkstoornissen, aandachtsprobleem, delinquent en agressief gedrag.
De CBCL en TRF worden door Resing, e.a. (2002) als goed beoordeeld in het kader van indicatiestelling. De score op een CBCL-lijst geeft een tamelijk specifieke indicatie van het type probleem, dat wil zeggen leidt tot een hypothese die vervolgens met gericht (diagnostisch) onderzoek dient te worden getoetst.



Auti-R: auti-schaal
Ontwikkeld door Prof. I. Berckelaer-Onnes en J. Hoekman in 1991.
De auti-R is een beoordelingsschaal met het doel autistische kinderen van niet-autistische kinderen te onderscheiden. De schaal kent twee varianten: een voor de leeftijdsgroep 1-6 jaar en een voor de groep van 6-12 jaar. De items betreffen gedragsverschijnselen die kenmerkend zijn voor het autistisch syndroom. De Auti-R wordt door Resing e.a. (2002) als goed beoordeeld. De Auti-R levert informatie op van ouders en leerkrachten die betrokken kan worden bij de diagnose autisme/pdd-nos.



Australische schaal voor het syndroom van Asperger
(Zie: T. Attwoord, Het syndroom van Asperger. Lisse: Swets & Zeitlinger, 2001. - pp. 18-22).
Slechts weinig ouders en niet-gespecialiseerde hulpverleners (leraren, huisartsen, therapeuten) zijn op de hoogte van de kenmerken van het syndroom van Asperger. Zij zullen dan ook niet snel overwegen om een kind door te sturen naar een instelling die gespecialiseerd is in pervasieve ontwikkelingsstoornissen. De gebruikelijke beoordelingslijsten voor de vaststelling van autisme zijn zeker niet geschikt voor kinderen met het syndroom van Asperger (Yirmiya, Sigman en Freeman, 1993).



Gelukkig zijn er twee nieuwe screeningslijsten ontwikkeld om kinderen te herkennen die het risico lopen te lijden aan dit syndroom. Deze lijsten zijn ontwikkeld voor ouders en leerkrachten, de eerste in Zweden (Ehlers en Gillberg, 1993), de tweede in Australië (Garnett en Attwood, 1995). Beide baseren zich op de formele diagnostische criteria, wetenschappelijke literatuur over vergelijkbare fenomenen en uitgebreide klinische ervaring. De Australische Schaal voor het syndroom van Asperger (Australian Scale for the Syndrome of Asperger, ASAS) wordt hier behandeld.



De vragenlijst is ontwikkeld om het gedrag en de eigenschappen van kinderen in de basisschoolleeftijd te herkennen die kunnen wijzen op het syndroom van Asperger. Op die leeftijd valt het ongewone patroon van gedrag en capaciteiten het meeste op. Iedere vraag of bewering heeft een schaal van 0 tot 6, waarbij 0 normaal is voor een kind van die leeftijd.
VragenlijstAsperger.pdf



CHAT: Checklist Autism for Toddlers
Specifiek voor huisartsen en artsen die raadplegingen houden voor hele jonge kinderen (zoals in Kind & Gezin), is door Simon Baron-Cohen van het psychiatrisch instituut van de University of London, in samenwerking met Christopher Gillberg, kinderpsychiater aan de universiteit van Göteborg (Zweden) een screeningsinstrument ontwikkeld voor peuters van ongeveer 18 maanden. Het betreft een eenvoudige vragenlijst, bestaande uit 9 vragen aan de ouders en 5 aandachtspunten voor observatie van de peuter tijdens de raadpleging. Het invullen van de checklist neemt enkele minuten in beslag.


Hoewel het instrument nog uitvoerig moet onderzocht worden op betrouwbaarheid en validiteit door middel van een follow-up studie op grote schaal, getuigen de eerste onderzoeksresultaten van een veelbelovend instrument. In een steekproef van 91 peuters, waaronder 41 kinderen met risico-ontwikkeling, werden op de leeftijd van 18 maanden de 4 peuters met autisme reeds gedetecteerd aan de hand van de CHAT. Op de leeftijd van 30 maanden werd deze detectie diagnostisch gevalideerd. Omdat de CHAT nog experimenteel is, is voorzichtigheid geboden in het gebruik van het instrument. Maar het lijkt ons een handig en economisch instrument om vermoedens omtrent autisme reeds op vroege leeftijd uit te spreken, zodat het kind doorverwezen kan worden naar gespecialiseerde diagnostische centra zoals de Centra voor Ontwikkelingsstoornissen.

ChecklistAustismforToddlers.pdf


Terug naar “Archief”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 15 gasten