@Jantjes: is het verbond van de besnijdenis nu met Abraham of met Israel gesloten?
Als het met Abraham is gesloten (en daar is de Bijbel toch heel duidelijk over), is er geen sprake van vervangingstheologie als we stellen dat in deze bedeling de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen (m.a.w. dus dezelfde functie vervult). Want Abraham is de vader van alle gelovigen, niet alleen van hen die uit Israel zijn. Bovendien is het verbond met Abraham bevestigd op Christus (Gal. 3:17), waarbij dus de gelovigen uit de heidenen zijn ingesloten (Gal. 3:8). Geen sprake dus van vervangingstheologie.
Ik erken ten volle de notie dat er tweeerlei kinderen des verbonds zijn en dat we wedergeboren moeten zijn om de zegen van het verbond te kunnen ontvangen. Maar dat is wat anders dan een onderscheid te maken tussen "erf" en "wezen" van het verbond. Zo spreekt de Bijbel er nu eenmaal niet over en dat moeten wij dan ook niet doen.
Wat betreft het enkel symbolisch zijn van de sacramenten, dan ben je het dus ook niet met Calvijn eens als hij zegt dat Christus daadwerkelijk met Zijn Geest aanwezig is bij het avondmaal?
Dan ben je het dus ook niet eens met de instelling van de Doop, waarbij Vader, Zoon en Heilige Geest betrokken zijn (de doop van Jezus, Matth. 3:16,17, Matth. 28:19).
En ben je het ook niet eens met de instellingswoorden van het avondmaal (en ook van de doop, want die is ook door Christus ingesteld):
"Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis."
Met deze sacramentsopvatting kom je in de buurt van Zwingli, die de sacramenten ook als pure symboliek zag.
Maar nog erger: het gevolg van de verbondsopvatting die je huldigt, is het geloof in een God op Wie je niet aankunt, van Wie het nog maar heel onzeker is wat Hij met jouw leven wil, of Hij je wel genadig wil zijn, of Hij je wel echt in Zijn verbond wil opnemen. Daarbij wordt de mens op zichzelf teruggeworpen. En het gevolg daarvan is (hoe kan het ook anders!) geloofsonzekerheid. En daarmee zijn we weer terug bij de Roomse zuurdesem, hoe reformatorisch we het verder ook verpakken.
En dat terwijl de doop ons juist wil leren dat de Heere een God is op Wie je wel aankunt, dat Hij het echt meent als Hij zegt dat Hij onze God wil zijn. Dat Hij een vaste Rots is op Wie je kunt bouwen. En dat Hij het meent als Hij zegt dat Hij ons wil toe-eigenen wat we in Christus hebben.
Maar het is ook een kwestie van evenwicht: aan de ene kant de noodzaak van wedergeboorte en aan de andere kant het benadrukken van de welmenendheid van de beloften. Ik ben ervoor om beide nadruk te geven, niet slechts 1 kant van de zaak.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)