leclerc schreef:Vertel mij eens waar je in de bijbel dit onderscheid vind in soorten geloven.
Brakel zegt er het volgende over, en daar wil ik me graag bij aansluiten.
1. Het historisch geloof wordt zogenoemd, omdat het de historie, dat is, het verhaal, de beschrijving van zaken in het Woord, kent en als waarheid toestemt, en erkent, en die daar laat als zaken, die hen niet meer raken dan de wereldse historiën; immers men werkt daar niet mede, het verwekt geen beweging, soms zelfs niet tot de belijdenis. Jak. 2: 19. Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen.
Hand. 26:27. Gelooft gij, o koning Agrippa! de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft.
2. Het tijdgeloof is een kennis en toestemming aan evangelische waarheden als waarachtig, verwekkende enige natuurlijke bewegingen in de affecten of hartstochten van de ziel, een belijdenis van die waarheden in vereniging met de kerk, en een uitwendig gedrag, volgens hun belijdenis, zonder vereniging met Christus, tot rechtvaardigmaking, heiligmaking, en zaligheid. Ziet hiervan;
Matth. 13:20, 21. Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt. Doch hij heeft geen wortel in zichzelf, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil. zo wordt hij terstond geërgerd.
Hebr. 6: 4 6. Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gaven gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, en gesmaakt hebben het goede Woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, en afvallig worden; die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering.
2 Petrus 2: 20. Want indien zij, nadat zij door de kennis van de Heere en Zaligmaker Jezus Christus, de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelf wederom ingewikkeld zijnde, van dezelf overwonnen worden, zo is hun het laatste erger dan het eerste.
Van het onderscheid van het tijdgeloof, en het zaligmakende geloof, zullen wij in het vervolg verder spreken.
3. Het geloof der wonderen is een overreding des harten, door onmiddellijke werking Gods, dat dit of dat werk, boven de loop der natuur, op ons zeggen of bevel geschieden zal, of ook aan ons zal gewrocht worden; doch de kracht van uitvoering der wonderen is niet in de mens, maar God voert ze door Zijn almachtige kracht uit, op dat geloof. Zie hiervan:
Matth. 17:20. … zo gij een geloof had als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts! en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn.
1 Kor. 13:2. . . . en al ware het, dat ik al het geloof had, zo dat ik bergen verzette ....
Hand. 14:9, 10. Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende en ziende dat hij geloof had om gezond te worden, zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde.
"Ik zag met het oog van mijn ziel het Licht dat nooit verandert. Wie de Waarheid kent, kent dat Licht, en wie het kent, kent de eeuwigheid."