Jantjes schreef:elbert schreef:Het verschil tussen wat jij zegt en wat ik zeg zit hem in het volgende:
- jij zegt: pas als ik de ware beleving/bevinding ontvang, kan ik Christus aannemen.
- ik zeg: wie in Christus gelooft en al Zijn weldaden aanneemt, zoals verwoord in de catechismus, kan zeggen de ware beleving ontvangen te hebben.
Beste Elbert,
Wat Loesje zegt is de zuiver leer der waarheid!
Wat jij zegt is evangelies en te lichtvaardig naar mijn mening (ik bedoel geen belediging hiermee).
De catechismus zegt niet wat jij nu verwoord!
De catechismus zegt dat bij de ‘verstandelijke kennis’, ‘bevindelijke kennis’ ontvangen wordt. Ik heb het hierboven in de catechismus vraag en antwoord in het rood toegevoegd. Er staat wel niet ‘bevinding’ maar dat wordt wel bedoeld, want anders hoeven zij geen onderscheid te maken tussen geloof en vertrouwen omdat dat de zelfde betekenis heeft. Tevens wordt dat uitgedrukt in het laatste deel van vraag en antwoordt 21 dat het
geschonken wordt en
louter genade is.
Het kan toch niet zo zijn dat jij daar zomaar overheen stapt?
Tevens moet ik je toch wijzen (wat je naar mijn mening ook te lichtvaardig afslaat) op vraag en antwoord 60 over de wet. Ik heb het rood gemarkeerd. De toegepaste wet moet je eerst ondervindelijk beleven zoals bijvoorbeeld Wilhelmus a Brakel het noemt in zijn “Redelijke Godsdienst”: on-dervinding.
“Ondervinding is een godzalige oefening, bestaande in een verzameling van velerlei voorvallen om die te gebruiken tot nut van zichzelf en van anderen. De Heere wil dat Zijn volk een schat van ondervinding vergadert en die bij alle gelegenheden gebruikt. Deze schatten vergadert men uit het Woord Gods”.
Het komt op dit forum niet vaak voor dat ik als te evangelisch word bestempeld.

Maar ik krijg een beetje de indruk dat je me verkeerd begrijpt, alsof ik tegen bevinding en bevindelijke kennis zou zijn en dat we dartel huppelend vanuit onszelf tot Christus zouden komen, zonder enige kennis van zonde en schuld.
Dat is dus niet wat ik bedoelde te zeggen en Marnix gaf dat in z'n post ook al aan. Ik zeg zelfs dat hoe meer iemand overtuigd is van zijn eigen doemwaardigheid, hoe meer de genade van God blinkt en ons trekt. Daarom geloof ik ook niet dat iemand het bij Christus zoekt, dan wie enige (d.w.z. een beginsel van) kennis van schuld heeft.
Wat ik wilde benadrukken in de tegenstelling die ik gaf, was de verzekering: moeten we eerst verzekerd zijn van onze verkiezing/wedergeboorte voordat we tot Christus mogen gaan (zoals Poesje dat aan lijkt te geven), of is het zo dat we die verzekering pas ontvangen door de verankering aan Hem door het geloof?
Ik meen de Schrift aan mijn kant te hebben als ik in het laatste geloof:
Geen zekerheid vóór Christus, wel zekerheid door Christus.Want het is alles uit Hem en het is al vrije genade.
Wanneer men een vorm van zekerheid vóór Christus gaat zoeken, valt men al te gauw in een poel van lijdelijkheid: "tja, je moet toch eerst wat ontvangen uit de hemel voordat je de toevlucht tot Hem mag nemen" en vervolgens zit men met de armen over elkaar te wachten tot dat ooit eens komt (ik overdrijf nu misschien, maar ben wel bang dat dit voorkomt). Maar dat is een gevaarlijke houding en een teken van ongeloof en onverschilligheid ten opzichte van de Heere, Die komt met Zijn bevel van geloof en bekering. De ware ongerustheid maakt ons zo onrustig, dat we geen rust vinden tot we de rust in Hem gevonden hebben, aldus Augustinus.
Wat betreft de verzekering spreekt de apostel Paulus in Ef. 1:13-14 er ook over:
Ef. 1:13 In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte;
14 Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregene verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid.
Let hier op de volgorde: horen, geloven, verzegelen.
De kanttekeningen zeggen bij verzegeld:
Deze wijze van spreken is genomen van de mensen, die tot versterking van enige beloften verzegelde brieven plegen te geven, en dat menigmaal met opdrukking van hun eigen wapen of beeld. De beloften van de vergeving onzer zonden, van onze aanneming tot kinderen en onze eeuwige erve, worden ons gedaan door het Evangelie, en worden door het geloof ons toegeëigend. De verzegeling des Geestes, die daarbij gevoegd wordt, is de wedergeboorte of vernieuwing van Gods beeld in ons, waarmede Hij onze zielen begaaft en daarop drukt, als wij in Christus geloven, om ons meer en meer te verzekeren van de uitvoering van zijne beloften, 2 Cor. 1:21,22, en 2 Cor. 3:18. En betuigt bovendien hetzelve aan ons gemoed, als met een Goddelijke inspraak, waarover wij ook God als onzen Vader durven aanroepen, Rom. 8:15; Gal. 4:6, en roemen op de hoop der heerlijkheid Gods; Rom. 5:2, en Rom. 8:38,39.
Bij dit alles heb ik nergens gezegd dat de wet ons niet tot Christus drijft. Want de evangelieverkondiging begint met ons te wijzen op wie we zijn voor God: wetsovertreders die Zijn straf verdienen. Tevens wordt ons het middel gewezen om die straf te ontgaan: het geloof in Christus en het enkel en alleen vertrouwen op Zijn plaatsvervangend werk. Tot slot wordt ons de weg gewezen om met Hem te wandelen: de werken van de dankbaarheid. Het wordt ons als het goed is allemaal in 1 keer verkondigd: ellende, verlossing en dankbaarheid. En wanneer we het, door Gods Geest gewerkt, aannemen, mogen we het in beginsel ook helemaal aannemen. En dat beginsel groeit (de Bijbel zegt: "wast op", zie bijv. Joh. 15, Ef. 4:15, Kol. 1:10) zolang we aan Hem verbonden zijn, want Hij is de Wijnstok en wij de ranken. Groei dus van zowel ellendekennis, verlossingskennis en vruchten van dankbaarheid.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)