Tante Pollewop schreef:
Als vrouwen volgens jou op grond van deze tekst geen broek mogen dragen, mogen ze dan ook niet hun haar vlechten? en gouden sieraden dragen? of parels? of dure kleding?
de vrouwen: Namelijk overal, maar inzonderheid, wanneer zij in de openbare vergaderingen verschijnen; want daarvan spreekt hij hier voornamelijk, daar velen van het vrouwelijke geslacht gewend zijn zichzelf meest op te pronken, als zij in zulke vergaderingen moeten verschijnen.
een eerbaar gewaad, of, een sierlijk gewaad, waardoor niet alleen de kleding, maar ook alle andere versiering wordt verstaan, die de apostel wil dat noch slordig en onachtzaam, noch opgepronkt en kostelijk zij, maar eerbaar en welvoegend, elk naar haar beroep. Zie ook de eigenschap van hetzelfde woord hierna 1Ti 3:2 Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren;
vlechtingen des haars, niet alle vlechting des haars, noch aandoen van goud of paarlen wordt hier verboden, gelijk te zien is: Ge 24:22 En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds. Ge 24:53 En de knecht langde voort zilveren kleinoden, en gouden kleinoden, en klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en haar moeder kostelijkheden. Ex 35:22 Zo kwamen dan de mannen met de vrouwen, alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken, en oorsierselen, en ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle man, die een gouden beweegoffer den HEERE offerde, Spr 31:22 Mem. Zij maakt voor zich tapijtsieraad; haar kleding is fijn linnen en purper.
Lu 15:22 Maar de vader zeide tot zijn dienstknechten: Brengt hier voor het beste kleed, en doet het hem aan, en geeft hem een ring aan zijn hand, en schoenen aan de voeten; maar die strekt tot hovaardij, lichtvaardigheid, onmatigheid, of ergerlijke oppronking van de lichamen der vrouwen tegen of boven haar staat en beroep. Zie Jes 3:16 Verder zegt de HEERE: Daarom dat de dochteren van Sion zich verheffen, en gaan met uitgestrekten hals, en lonken met de ogen, al gaande en trippelende daarhenen treden, en alsof haar voeten gebonden waren. enz. 1Pe 3:3 Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken; enz.
Sorry, is uit de SV waar ik het mee eens ben en is niet zo zwart/wit als Denkertje21 en/of Marnix het uitbeelden.