Denkertje21 schreef:volgeling schreef: Het is misschien goed jezelf eens de vraag te stellen waarom Paulus juist dit noemt en niet bijv. schandelijke lusten in de vorm van hoererij, waarbij mannen in wellust ontbranden voor vrouwen of andersom. Waarom heeft Paulus het nu juist in dit gedeelte over vrouwen en mannen die de natuurlijke omgang hebben vervangen door de tegennatuurlijke?
Dit is dan toch wel heel selectief lezen. De brieven van Pauls zijn doorspekt van vermaningen tegen álle zonden. Laat ik bijvoorbeeld eevn bij de eerste brief aan de gemeente van Korinthe blijven: Lees hoofdstuk 5 eens en in hoofdstuk 6 staat in vers 10 een heel rijtje in één vers:
Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.
Dat heeft niet met selectief lezen te maken. Er zijn twee sleutelwoorden hier in dit gedeelte: (1) eer/heerlijkheid; (2) vervangen. Laat ik het stukje even citeren, om dit te verduidelijken:
Romeinen 1:18-21 Telos NT vertaling
18. Want toorn van God wordt van de hemel geopenbaard over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten;
19. omdat wat van God gekend kan worden, onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard -
20. want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien -, opdat zij niet te verontschuldigen zijn,
21. omdat zij, hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben, maar in hun overleggingen zijn zij tot dwaasheid vervallen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden.
Het grote probleem van de mens in het algemeen is dat hij uit zichzelf God niet eert/verheerlijkt of dankt. Integendeel, de mens is tot dwaasheid vervallen en zijn hart is verduisterd geworden.
Romeinen 1:22-25
22. Bewerend wijzen te zijn, zijn zij dwaas geworden
23. en hebben de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door iets dat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren.
24. Daarom heeft God hen in de begeerten van hun harten overgegeven aan onreinheid, om hun lichamen onder elkaar te onteren;
25. zij die de waarheid van God vervangen hebben door de leugen en het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper, die gezegend is tot in eeuwigheid. Amen.
De mensen zijn dwaas geworden, want zij hebben de heerlijkheid van de onvergankelijke God
vervangen door iets anders: iets wat lager is dan God. Vers 25 zegt het zo: de waarheid van God hebben ze
vervangen door de leugen en het schepsel hebben ze geëerd en gediend
boven de Schepper.
En hierom - om deze misdaad tegenover de Schepper - heeft God hen overgegeven aan onreinheid om hun lichamen te
onteren. Als God geen eer krijgt, dan geeft Hij de mens over aan oneer! De oneer van onreinheid, van de begeerten in hun hart. De mensen onteren hun lichamen onder elkaar!
Romeinen 1:26-27
26. Daarom heeft God hen overgegeven aan onterende hartstochten; want ook hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke;
27. en evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven en zijn in hun lust tegen elkaar ontbrand, zodat mannen met mannen schandelijkheid bedrijven en het verdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangen.
Nogmaals zegt Paulus het: God heeft hen overgegéven! Het is Gods oordeel. God heeft de mens overgegeven aan
onterende hartstochten. Mens-onterende hartstochten zou je kunnen zeggen.
Tussen twee haakjes: Hartstocht kun je ook vertalen met: passie. Dat woord heeft een wat andere klank. Je kunt zeggen dat je iets met passie doet. Passie kent ook de betekenis van: verlangen. Hier in deze context gaat het echter om onterende passies, onterende verlangens.
Let op het woordje 'want' in vers 26: Paulus legt uit waaruit blijkt dat God de mens heeft overgegeven: de mens heeft namelijk nog iets anders
vervangen: de mens heeft niet alleen de Schepper vervangen/ingewisseld/ingeruild voor het schepsel, maar ook - als gevolg daarvan - de natuurlijke omgang ingewisseld voor de tegennatuurlijke.
De mens krijgt uiteindelijk wat hij wil: overgeleverd aan zichzelf. Hij heeft het beeld van zichzelf lief. En dat uit zich in liefde voor het eigen geslacht.
God heeft de mens naar Zijn beeld geschapen; man en vrouw schiep Hij hen. Het huwelijk is daarbij een afbeelding van Christus en zijn Gemeente (Efeze 5). Christus is het Hoofd van de Gemeente, de man is het hoofd van zijn vrouw. Maar het oordeel van God is dat Hij de mens niet meer tegenhoudt: de mens is niet langer gericht op de ander, het andere geslacht, maar op zichzelf, zijn eigen geslacht.
Daar waar het huwelijk een prachtige afspiegeling is van de relatie tussen de Gemeente en Christus, is de homosexuele praxis een afspiegeling van de mens die niet op God gericht is, maar op zichzelf.
28. En daar het hun niet goeddacht God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verkeerd denken, om dingen te doen die niet betamen;
29. vervuld van alle ongerechtigheid, boosheid, hebzucht, slechtheid; vol afgunst, moord, twist, list, kwaadaardigheid;
30. kwaadsprekers, lasteraars, Godhaters, smaders, hoogmoedigen, grootsprekers, uitvinders van boze dingen, de ouders ongehoorzaam,
31. onverstandig, trouweloos, liefdeloos, onbarmhartig;
32. die, hoewel zij de eis van het recht van God kennen - dat zij die zulke dingen bedrijven, de dood verdienen -, ze niet alleen doen, maar ook een welgevallen hebben aan hen die ze bedrijven.
Hier trekt Paulus de lijn verder door en eigenlijk zou ik door moeten gaan met hoofdstuk 2 en 3, zodat uiteindelijk blijkt:
alle mensen staan schuldig en vallen onder Gods oordeel:
Romeinen 3:9-12, 19
9. Wat dan? Worden anderen boven ons gesteld? In geen enkel opzicht; wij hebben immers tevoren Joden zowel als Grieken beschuldigd, dat zij allen onder de zonde zijn,
10. gelijk geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, ook niet een,
11. er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt;
12. allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet een. (...)
19. Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hen spreekt, die onder de wet zijn, opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig worde voor God
Ik wil hiermee 2 dingen aantonen:
(1) homosexualiteit (de praxis) is iets wat God afkeurt. In deze praxis blijkt Gods oordeel over de zonde van de mensheid: de mens die God niet eert, wordt aan zijn eigen hartstochtelijke begeerten overgelaten om zichzelf te onteren!
(2) de hele wereld is strafwaardig voor God. Gods oordelen gaan over deze wereld. Deze oordelen zijn gevolgen van de zonde. Iedereen staat schuldig want iedereen heeft gezondigd. In dat opzicht is een hetero niet beter dan een homo.
Alle mensen doen God tekort. Niemand geeft Hem de eer die Hij verdient. Uiteindelijk zit in ieder mens die zelfliefde. Alleen Christus kan die zelf-gerichtheid (of: geaardheid: die zondige aard) veranderen, door wedergeboorte.
Conclusie: op grond van de Bijbel moeten we homosexuele relaties afkeuren. Tegelijk zijn we verplicht om naast mensen met een homofiele geaardheid te gaan staan en hen te bemoedigen en aan te moedigen in de strijd die ze hebben. Alleen Christus kan ons daarvoor de kracht geven.